Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. doorlaten:
  2. doorlaat:


Dutch

Detailed Translations for doorlaten from Dutch to English

doorlaten:

doorlaten verb (laat door, liet door, lieten door, doorgelaten)

  1. doorlaten
    to let through; to let pass
    • let through verb (lets through, let through, letting through)
    • let pass verb (lets pass, let pass, letting pass)

Conjugations for doorlaten:

o.t.t.
  1. laat door
  2. laat door
  3. laat door
  4. laten door
  5. laten door
  6. laten door
o.v.t.
  1. liet door
  2. liet door
  3. liet door
  4. lieten door
  5. lieten door
  6. lieten door
v.t.t.
  1. heb doorgelaten
  2. hebt doorgelaten
  3. heeft doorgelaten
  4. hebben doorgelaten
  5. hebben doorgelaten
  6. hebben doorgelaten
v.v.t.
  1. had doorgelaten
  2. had doorgelaten
  3. had doorgelaten
  4. hadden doorgelaten
  5. hadden doorgelaten
  6. hadden doorgelaten
o.t.t.t.
  1. zal doorlaten
  2. zult doorlaten
  3. zal doorlaten
  4. zullen doorlaten
  5. zullen doorlaten
  6. zullen doorlaten
o.v.t.t.
  1. zou doorlaten
  2. zou doorlaten
  3. zou doorlaten
  4. zouden doorlaten
  5. zouden doorlaten
  6. zouden doorlaten
en verder
  1. ben doorgelaten
  2. bent doorgelaten
  3. is doorgelaten
  4. zijn doorgelaten
  5. zijn doorgelaten
  6. zijn doorgelaten
diversen
  1. laat door!
  2. laat door!
  3. doorgelaten
  4. doorlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorlaten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
let pass doorlaten laten liggen; laten voorbijgaan; voorbijlaten
let through doorlaten doorsluizen

Related Words for "doorlaten":


doorlaten form of doorlaat:

doorlaat [de ~ (m)] nomen

  1. de doorlaat
    the culvert; the drain

Translation Matrix for doorlaat:

NounRelated TranslationsOther Translations
culvert doorlaat
drain doorlaat afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerbuis; afvoerkanaal; afwateringsbuis; afwateringskanaal; boezem; regenpijp; riolering; riool; sas; schutsluisje; sluis; spui; uitdruipen; uitdruppelen; verlaat
VerbRelated TranslationsOther Translations
drain afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegzuigen; lozen; ontwateren; spuien; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen

Related Words for "doorlaat":