Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. claim:


Dutch

Detailed Translations for claim from Dutch to English

claim:

claim [de ~ (m)] nomen

  1. de claim (eis; vordering)
    the demand; the claim; the legal claim; the petition; the action
  2. de claim (aanspraak maken op)
    the claim
  3. de claim
    the claim
    – A statement that a server makes (for example, name, identity, key, group, privilege, or capability) about a client. 1

Translation Matrix for claim:

NounRelated TranslationsOther Translations
action claim; eis; vordering actie; aktie; bezigheid; daad; eis; handeling; hobby; inwerking; rechtsvordering; werken; werking
claim aanspraak maken op; claim; eis; vordering aanspraak; beweren; eis; eis tot schadevergoeding; opvragen; opvraging; recht; rechtsgrond; rechtstitel; rechtsvordering; schadeclaim; schadevordering; schuldvordering; titel; vordering; vraag
demand claim; eis; vordering aanmaning; aansporing tot plicht; aanspraak; eis; herinnering; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; vordering; vraag
legal claim claim; eis; vordering eis; rechtsvordering
petition claim; eis; vordering aanvraag; bezwaarschrift; petitie; rekest; rekwest; smeekschrift; verzoekschrift
VerbRelated TranslationsOther Translations
claim aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; verzoeken; vorderen; vragen
demand aanspraak maken op; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; vorderen; vraag stellen; vragen
petition aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen

Related Words for "claim":

  • claimen, claims