Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. botsing:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for botsing:
    • clash


Dutch

Detailed Translations for botsing from Dutch to English

botsing:

botsing

  1. botsing

botsing [de ~ (v)] nomen

  1. de botsing (aanrijding; collisie)
    the collision; the crash; the hit; the smash
  2. de botsing (aanvaring)
    the collision; the crash
  3. de botsing (ruzie; conflict; onenigheid; twist)
    the conflict; the argument; the dispute; the row; the disagreement; the quarrel; the discord; the difference of opinion
  4. de botsing (opeen knallen)
    the colliding with; the bumping into; the crashing into

Translation Matrix for botsing:

NounRelated TranslationsOther Translations
argument botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist argument; beredenering; debat; dispuut; gedachtegang; geschil; onenigheid; onmin; onvrede; pleidooi; redenering; redestrijd; redetwist; ruzie; tegenbetoog; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
bumping into botsing; opeen knallen
colliding with botsing; opeen knallen
collision aanrijding; aanvaring; botsing; collisie conflict
conflict botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
crash aanrijding; aanvaring; botsing; collisie afname; barst; beurskrach; breuk; crash; daling; debacle; dreun; ineenstorting; ineenzakking; instorting; klap; knal; krach; krak; kwak; minder worden; scheur; smak; terugloop; val; vastloper
crashing into botsing; opeen knallen
difference of opinion botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
disagreement botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist debat; dispuut; geschil; onenigheid; onmin; onvrede; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
discord botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist conflict; disharmonie; gespletenheid; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete; wanklank
dispute botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist aanvechten; bestrijden; betwisten; debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
hit aanrijding; botsing; collisie bestseller; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
impact aanslag; impact
quarrel botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist debat; dispuut; geschil; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
row botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist aaneenschakeling; colonne; cyclus; dispuut; file; gelid; keten; ketting; meningsverschil; onenigheid; record; reeks; rij; rijtje; roeitochtje; serie; snoer; stennis; woordenwisseling
smash aanrijding; botsing; collisie beurskrach; debacle; hit; ineenstorting; ineenzakking; instorting; kasstuk; klapper; krach; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
VerbRelated TranslationsOther Translations
crash aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
discord in onmin geraken
dispute aanvechten; argumenteren; bakkeleien; bekvechten; bestrijden; betwisten; disputeren; hakketakken; redetwisten; ruzieën; twisten
hit beroeren; een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; ontroeren; raken; slaan; timmeren; treffen
quarrel bakkeleien; bekampen; bekvechten; bestrijden; bevechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruzieën; ruziën; strijden; twisten; vechten
row roeien
smash aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; een klap geven; fijnmaken; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; platdrukken; slaan; smashen; stukbreken; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
OtherRelated TranslationsOther Translations
impact botsing
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hit aangeschoten; geslagen; getroffen

Related Words for "botsing":


Related Definitions for "botsing":

  1. het met een klap tegen iemand aan stoten1
    • die botsing kwam hard aan1

Wiktionary Translations for botsing:

botsing
noun
  1. het botsen
  2. een conflict of ruzie
botsing
noun
  1. the force or energy of a collision of two objects
  2. hostile meeting
  3. sudden, often violent clash
  4. vehicle accident
  5. instance of colliding
  6. a light blow or jolting collision
  7. -
  8. collision

Cross Translation:
FromToVia
botsing clash; confrontation affrontementaction de batailler, de combattre, de défier.
botsing blow; collision; crash; clash; shock choccollision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.