Summary
Dutch
Detailed Translations for boetseren from Dutch to English
boetseren:
-
boetseren (vorm geven; vormen; modelleren)
Conjugations for boetseren:
o.t.t.
- boetseer
- boetseert
- boetseert
- boetseren
- boetseren
- boetseren
o.v.t.
- boetseerde
- boetseerde
- boetseerde
- boetseerden
- boetseerden
- boetseerden
v.t.t.
- heb geboetseerd
- hebt geboetseerd
- heeft geboetseerd
- hebben geboetseerd
- hebben geboetseerd
- hebben geboetseerd
v.v.t.
- had geboetseerd
- had geboetseerd
- had geboetseerd
- hadden geboetseerd
- hadden geboetseerd
- hadden geboetseerd
o.t.t.t.
- zal boetseren
- zult boetseren
- zal boetseren
- zullen boetseren
- zullen boetseren
- zullen boetseren
o.v.t.t.
- zou boetseren
- zou boetseren
- zou boetseren
- zouden boetseren
- zouden boetseren
- zouden boetseren
diversen
- boetseer!
- boetseert!
- geboetseerd
- boetserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze