Dutch
Detailed Translations for beredeneren from Dutch to English
beredeneren:
-
beredeneren (argumenteren; redeneren)
Conjugations for beredeneren:
o.t.t.
- beredeneer
- beredeneert
- beredeneert
- beredeneren
- beredeneren
- beredeneren
o.v.t.
- beredeneerde
- beredeneerde
- beredeneerde
- beredeneerden
- beredeneerden
- beredeneerden
v.t.t.
- heb beredeneerd
- hebt beredeneerd
- heeft beredeneerd
- hebben beredeneerd
- hebben beredeneerd
- hebben beredeneerd
v.v.t.
- had beredeneerd
- had beredeneerd
- had beredeneerd
- hadden beredeneerd
- hadden beredeneerd
- hadden beredeneerd
o.t.t.t.
- zal beredeneren
- zult beredeneren
- zal beredeneren
- zullen beredeneren
- zullen beredeneren
- zullen beredeneren
o.v.t.t.
- zou beredeneren
- zou beredeneren
- zou beredeneren
- zouden beredeneren
- zouden beredeneren
- zouden beredeneren
diversen
- beredeneer!
- beredeneert!
- beredeneerd
- beredenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beredeneren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
reason | aanleiding; bewustzijn; brein; directe oorzaak; inzicht; rede; reden; verstand | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
argue | argumenteren; beredeneren; redeneren | argumenteren; bakkeleien; bekvechten; disputeren; hakketakken; redetwisten; ruzieën; twisten |
reason | argumenteren; beredeneren; redeneren | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
reason | ratio; verstand |
External Machine Translations: