Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bam:


Dutch

Detailed Translations for bam from Dutch to English

bam:

bam [znw.] nomen

  1. bam (ontploffing; explosie; knal; plof)
    the explosion; the detonation; the pop; the boom; the bang; the crack

Translation Matrix for bam:

NounRelated TranslationsOther Translations
bang bam; explosie; knal; ontploffing; plof dreun; haardracht; harde slag; klap; knal; kwak; ontlading; plotselinge uitbarsting; pony; smak
boom bam; explosie; knal; ontploffing; plof bloei; dreun; hausse; hoogconjunctuur; klap; knal; kwak; ontlading; plotselinge uitbarsting; rijzing; smak; toename; vooruitgang; vordering
crack bam; explosie; knal; ontploffing; plof barst; breuk; coryfee; crack; geweldenaar; kei; kiertje; knak; knik; krak; kraken; scheur
detonation bam; explosie; knal; ontploffing; plof
explosion bam; explosie; knal; ontploffing; plof emotionele uitval; explosie; ontlading; plotselinge uitbarsting; uitbarsten; uitbarsting; uitval
pop bam; explosie; knal; ontploffing; plof frisdrank
VerbRelated TranslationsOther Translations
bang bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; knallen; meppen; rammen; slaan; timmeren
boom blaffen; bloeien; brullen; bulderen; daveren; knallen; schreeuwen; tot hoogconjunctuur komen
crack aan stukken springen; een krakend geluid maken; huizen kraken; klieven; kloven; knakken; knallen; knappen; kraken; losbreken; loskoppelen; openbreken; openrukken; opensperren; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
pop knallen; pop-bewerking uitvoeren; puilen; uitpuilen
AdverbRelated TranslationsOther Translations
bang boem