Dutch

Detailed Translations for opwekkend from Dutch to English

opwekkend:


Translation Matrix for opwekkend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
heartwarming bemoedigend; hartversterkend; opwekkend hartsterkend; hartverblijdend; hartverkwikkend; hartverwarmend; opmonterend
stimulating aansporend; animerend; opwekkend; stimulerend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fortifying bemoedigend; hartversterkend; opwekkend

Related Words for "opwekkend":

  • opwekkendst, opwekkendste

Wiktionary Translations for opwekkend:

opwekkend
adjective
  1. stimulating or invigorating

opwekkend form of opwekken:

opwekken verb (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)

  1. opwekken (aandrijven; aansporen; stimuleren; prikkelen; opkrikken)
    to drive; to prompt; to urge
    • drive verb (drives, drove, driving)
    • prompt verb (prompts, prompted, prompting)
    • urge verb (urges, urged, urging)
  2. opwekken (verlevendigen; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
    to revive; to generate; to activate; reactivate; to rouse; to awake; to excite; to freshen; to recover; to refresh
    • revive verb (revives, revived, reviving)
    • generate verb (generates, generated, generating)
    • activate verb (activates, activated, activating)
    • reactivate verb
    • rouse verb (rouses, roused, rousing)
    • awake verb (awakes, awoke, awaking)
    • excite verb (excites, excited, exciting)
    • freshen verb (freshens, freshened, freshening)
    • recover verb (recovers, recovered, recovering)
    • refresh verb (refreshs, refreshed, refreshing)
  3. opwekken (prikkelen; opwinden; stimuleren)
    to arouse; to excite; to stir up; to stimulate
    • arouse verb (arouses, aroused, arousing)
    • excite verb (excites, excited, exciting)
    • stir up verb (stirs up, stirred up, stirring up)
    • stimulate verb (stimulates, stimulated, stimulating)
  4. opwekken (stimuleren; aanmoedigen; activeren; oppeppen; bezielen)
    to encourage; to arouse; to activate; to stimulate; to excite; to support; to awake
    • encourage verb (encourages, encouraged, encouraging)
    • arouse verb (arouses, aroused, arousing)
    • activate verb (activates, activated, activating)
    • stimulate verb (stimulates, stimulated, stimulating)
    • excite verb (excites, excited, exciting)
    • support verb (supports, supported, supporting)
    • awake verb (awakes, awoke, awaking)

Conjugations for opwekken:

o.t.t.
  1. wek op
  2. wekt op
  3. wekt op
  4. wekken op
  5. wekken op
  6. wekken op
o.v.t.
  1. wekte op
  2. wekte op
  3. wekte op
  4. wekten op
  5. wekten op
  6. wekten op
v.t.t.
  1. heb opgewekt
  2. hebt opgewekt
  3. heeft opgewekt
  4. hebben opgewekt
  5. hebben opgewekt
  6. hebben opgewekt
v.v.t.
  1. had opgewekt
  2. had opgewekt
  3. had opgewekt
  4. hadden opgewekt
  5. hadden opgewekt
  6. hadden opgewekt
o.t.t.t.
  1. zal opwekken
  2. zult opwekken
  3. zal opwekken
  4. zullen opwekken
  5. zullen opwekken
  6. zullen opwekken
o.v.t.t.
  1. zou opwekken
  2. zou opwekken
  3. zou opwekken
  4. zouden opwekken
  5. zouden opwekken
  6. zouden opwekken
en verder
  1. is opgewekt
  2. zijn opgewekt
diversen
  1. wek op!
  2. wekt op!
  3. opgewekt
  4. opwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwekken [znw.] nomen

  1. opwekken (instigeren)
    the instigation; the arousing; the awaking

Translation Matrix for opwekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
arousing instigeren; opwekken
awaking instigeren; opwekken
drive aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
instigation instigeren; opwekken aandrang; aandrift; aanstoken; drang; drift; impuls; instigatie; neiging; ophitsen; opstoken; opstokerij
prompt ezelsbrug; geheugensteun; geheugensteuntje; prompt
support aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
urge aandrift; drift; genoegen; genot; instinct; lust; wellust
VerbRelated TranslationsOther Translations
activate aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen aansporen; aanzetten; activeren; animeren; stimuleren
arouse aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanzetten tot; instigeren; ontwaken; provoceren; wakker worden
awake aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
drive aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aan het stuur zitten; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opzwepen; rijden; sterk prikkelen; sturen; zenden
encourage aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; motiveren; opjutten; porren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
excite aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen aansporen; aanzetten; opvrijen
freshen activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verversen; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
generate activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen tot stand brengen; voor elkaar krijgen
prompt aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren inboezemen; influisteren; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; souffleren; suggereren; toefluisteren; voorzeggen
reactivate activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
recover activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen bekomen; beteren; genezen; gezond worden; helen; herstellen; herwinnen; terugwinnen; zich hervinden
refresh activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen hernieuwen; opfrissen; opnieuw doen; overdoen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; vernieuwen; verversen; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
revive activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen bekomen; herleven; opfrissen; opleven; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; weer krachtig worden; zich hervinden
rouse activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
stimulate aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opzwepen; prikkelen; provoceren; sterk prikkelen; stimuleren
stir up opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; oproer kraaien; opruien; opstoken; opzetten; poken; ter sprake brengen
support aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten; van mening zijn; voorstaan
urge aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aandringen; aanhouden; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; manen; met aandrang herinneren; op iets aandringen; provoceren; rappelleren; stimuleren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
prompt bijtijds; direct; gauw; gezwind; op tijd; stipt; tijdig

Wiktionary Translations for opwekken:

opwekken
verb
  1. opmonteren, animeren
  2. doen ontstaan
opwekken
verb
  1. to cause; persuade; force
  2. to stimulate feelings
  3. to wake

Cross Translation:
FromToVia
opwekken stimulate; encourage; urge; prod; spur on; spur; instigate; stir up; impel; prompt; stir; abet; trigger inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
opwekken rekindle; revive ranimerrendre la vie ; redonner la vie.
opwekken arouse; awaken; wake; awake; waken réveiller — transitif|fr tirer du sommeil.

External Machine Translations:

Related Translations for opwekkend