Noun | Related Translations | Other Translations |
fit
|
|
convulsie; driftbui; fit; kramp; pasvorm; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
|
right
|
|
gelijk; gerechtigheid; recht
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
correct
|
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; rechtstrijken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
|
even
|
|
effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
|
fit
|
|
aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
accurate
|
correct; goed; juist; precies
|
accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; stipt; trefzeker; voorzichtig; zorgvuldig
|
correct
|
correct; goed; juist; precies
|
akkoord; correct; in orde; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken
|
effective
|
adequaat; gepast; geschikt; juist; passend
|
afdoend; beslissend; de moeite waard; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; overtuigend
|
efficient
|
adequaat; gepast; geschikt; juist; passend
|
bekwaam; capabel; competent; de moeite waard; deskundig; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; geschikt; krachtig; lonend; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
|
exact
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; haarscherp; met grote juistheid; minutieus; naaldscherp; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig
|
fit
|
adequaat; gepast; geschikt; juist; passend
|
arbeidsgeschikt; bekwaam; blakend; capabel; competent; fit; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; valide
|
precise
|
correct; goed; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
accuraat; exact; gedetailleerd; haarfijn; met grote juistheid; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; voorzichtig; zorgvuldig
|
proper
|
adequaat; gepast; geschikt; juist; passend
|
beschaafd; betamelijk; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gepast; gepaste; geschikte; keurig; manierlijk; netjes; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
|
suitable
|
adequaat; gepast; geschikt; juist; passend
|
de moeite waard; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; lonend; passend; toepasbaar
|
-
|
correct; goed; terecht
|
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
accurately
|
exact; juist; precies
|
accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; zorgvuldig
|
exactly
|
exact; juist; krek; net; precies
|
welbeschouwd; welgeteld
|
just now
|
juist; zoëven
|
net; nog maar pas; zojuist; zonet; zoëven
|
right
|
|
rechtsaf; rechtsom
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
a moment ago
|
juist; zoëven
|
zojuist; zonet; zoëven
|
even
|
daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
|
effen; egaal; even; gelijk; geslepen; glad; plat; quitte; strak; van getal; vlak; vlakuit; zelfs
|
just
|
daarnet; juist; krek; net; pas; precies; zojuist; zonet
|
alleen maar; braaf; eenvoudigweg; eerlijk; enkel; kortweg; net; net aan; nog maar; nog maar pas; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; slechts; ternauwernood
|
one minute ago
|
daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
|
|
only
|
daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
|
alleen maar; doch; echter; enkel; maar; niettemin; nochtans; slechts
|
right
|
correct; goed; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar; zoëven
|
akkoord; correct; eerlijk; fair; gepast; geschikt; geëigend; in orde; juiste; mee eens; passend; rechts
|
true
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
daadwerkelijk; eerlijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; open; oprecht; rechtschapen; waar; waarachtig; waarheidsgetrouw; werkelijk
|
truethfull
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
|