Dutch
Detailed Translations for zuigen from Dutch to English
zuigen:
Conjugations for zuigen:
o.t.t.
- zuig
- zuigt
- zuigt
- zuigen
- zuigen
- zuigen
o.v.t.
- zoog
- zoog
- zoog
- zogen
- zogen
- zogen
v.t.t.
- heb gezogen
- hebt gezogen
- heeft gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
v.v.t.
- had gezogen
- had gezogen
- had gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
o.t.t.t.
- zal zuigen
- zult zuigen
- zal zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
o.v.t.t.
- zou zuigen
- zou zuigen
- zou zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
diversen
- zuig!
- zuigt!
- gezogen
- zuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zuigen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blow | bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet | |
gulp | slikbeweging | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blow | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen | 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; blazen; doen opvlammen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen |
give a blow-job | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen | |
gulp | lurken; slurpen; zuigen | doorslikken; slikken |
suck | afzuigen; fellatio doen; lurken; pijpen; sabbelen; slurpen; zuigen | afzuigen; opzuigen; wegzuigen |
Related Definitions for "zuigen":
Wiktionary Translations for zuigen:
zuigen
Cross Translation:
verb
zuigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zuigen | → suck | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck an sich heran befördern |
• zuigen | → suck | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck in sich hinein befördern |
• zuigen | → hoover | ↔ saugen — ein Gerät betätigen, das saugt |
• zuigen | → breast feed; suckle | ↔ téter — sucer, en parlant du lait d’une femme, ou de la femelle de quelque animal. |