Dutch
Detailed Translations for waaien from Dutch to English
waaien:
-
waaien (hard waaien)
Conjugations for waaien:
o.t.t.
- waai
- waait
- waait
- waaien
- waaien
- waaien
o.v.t.
- woei
- woei
- woei
- woeien
- woeien
- woeien
v.t.t.
- heb gewaaid
- hebt gewaaid
- heeft gewaaid
- hebben gewaaid
- hebben gewaaid
- hebben gewaaid
v.v.t.
- had gewaaid
- had gewaaid
- had gewaaid
- hadden gewaaid
- hadden gewaaid
- hadden gewaaid
o.t.t.t.
- zal waaien
- zult waaien
- zal waaien
- zullen waaien
- zullen waaien
- zullen waaien
o.v.t.t.
- zou waaien
- zou waaien
- zou waaien
- zouden waaien
- zouden waaien
- zouden waaien
diversen
- waai!
- waait!
- gewaaid
- waaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for waaien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blow | bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blow | hard waaien; waaien | 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; wapperen; zuigen |
blow hard | hard waaien; waaien |