Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wild:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wild from Dutch to German

wild:

wild [het ~] nomen

  1. het wild
    Wild
    • Wild [das ~] nomen

Translation Matrix for wild:

NounRelated TranslationsOther Translations
Wild wild
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- woest
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ungebändigt ongetemd; ruig; ruw; wild; woest
ungezähmt ongetemd; ruig; ruw; wild; woest

Related Words for "wild":

  • wildheid, wilds, wilder, wildere, wildst, wildste

Synonyms for "wild":


Antonyms for "wild":


Related Definitions for "wild":

  1. dieren waar op gejaagd wordt1
    • hazen en fazanten horen bij het wild1
  2. niet aan mensen gewend, bang voor mensen1
    • er lopen veel wilde katten in Amsterdam1
  3. zoals voorkomt in de natuur1
    • dit zijn wilde rozen, ze worden niet gekweekt1
  4. zonder moderne beschaving1
    • er wonen nog twee wilde stammen in dat land1
  5. onbeheerst en ruw1
    • hij maakte allerlei wilde gebaren1

Wiktionary Translations for wild:

wild
adjective
  1. onbeschaafd, bruusk
noun
  1. dieren die niet onder menselijke beheersing zijn opgegroeid
  2. vlees van een wild dier
wild
noun
  1. Botanik, kurz: gemeine Wegwarte (Cichorium intybus), blaue Blume aus der Gruppe der Korbblütler, mit der Endivie verwandt

Cross Translation:
FromToVia
wild wild feral — wild, untamed, especially of domesticated animals having returned to the wild
wild Wild game — wild animals hunted for food
wild wild rambunctious — energetic and difficult to control
wild wild savage — Wild, not cultivated
wild wild wild — not domesticated or tamed
wild Wildbret; Wild; Jagdbeute gibier — chasse|fr animal sauvages comestibles qu’on prendre à la chasse.
wild wild sauvage — Se dit de certains animaux qui vivent en liberté dans les bois, dans le désert, etc.

Related Translations for wild