Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vraatzucht:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vraatzucht from Dutch to German

vraatzucht:

vraatzucht [de ~] nomen

  1. de vraatzucht (gulzigheid)
    die Gefräßigkeit; die Fresssucht; die Gier

Translation Matrix for vraatzucht:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fresssucht gulzigheid; vraatzucht
Gefräßigkeit gulzigheid; vraatzucht begerigheid; gretigheid; gulzigheid; schrokachtigheid; vraatzuchtigheid
Gier gulzigheid; vraatzucht begeerte; begerige ijver; begerigheid; gierigheid; graagte; gretigheid; gulzigheid; hebberigheid; hebzucht; hevig verlangen; krenterigheid; schrokachtigheid; verzuchting; vraatzuchtigheid; vrekkigheid; zucht

Wiktionary Translations for vraatzucht:


Cross Translation:
FromToVia
vraatzucht Gefräßigkeit; Fresssucht; Völlerei gluttony — the vice of eating to excess