Dutch

Detailed Translations for vermogen from Dutch to German

vermogen:

vermogen [het ~] nomen

  1. het vermogen (geldelijk vermogen)
    Vermögen; der Reichtum
  2. het vermogen (capaciteit; kracht)
    die Kapazität; Leistungsvermögen; Vermögen; die Fähigkeit; die Leistungsfähigkeit; die Energie
  3. het vermogen (kracht; macht)
    die Kraft; die Stärke; die Arbeitskraft; die Macht

vermogen verb

  1. vermogen (in staat zijn; kunnen)
    können; dürfen; mögen; sollen; im Stande sein
    • können verb (kann, kannst, konnt, gekonnt)
    • dürfen verb (darf, darfst, durfte, durftet, gedurft)
    • mögen verb (mag, magst, mochte, mochtet, gemocht)
    • sollen verb (soll, sollst, sollte, solltet, gesollt)

Translation Matrix for vermogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Arbeitskraft kracht; macht; vermogen aandrift; arbeider; arbeidskracht; arbeidsvermogen; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; mankracht; momentum; personeel; puf; staf; werker; werkkracht; werklust; werkman; werknemer; werkvermogen; werkzaamheid
Energie capaciteit; kracht; vermogen aandrift; capaciteit; daadkracht; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; functionaliteit; fut; geestkracht; gelegenheden; inhoud; kansen; kracht; mogelijkheid; mogelijkheid tot verwezenlijking; momentum; omvatte ruimte; potentie; puf; stroom; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid; werklust; werkzaamheid; wilskracht
Fähigkeit capaciteit; kracht; vermogen aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; incasseringsvermogen; inhoud; knapheid; knobbel; kunde; kundigheid; kwaliteit; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; schoonheid; talent; ter zake kundigheid; veerkracht; vernuft; weerstand; weerstandsvermogen
Kapazität capaciteit; kracht; vermogen Capaciteit; aanleg; autoriteiten; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; gezag; gezaghebbers; inhoud; knobbel; kundigheid; kwaliteit; motorvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft
Kraft kracht; macht; vermogen aandrift; daadkracht; daadkrachtigheid; dynamiek; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; gelegenheden; gespierdheid; kansen; kracht; mogelijkheid; mogelijkheid tot verwezenlijking; momentum; potentie; puf; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stuwkracht; voortstuwing; werklust
Leistungsfähigkeit capaciteit; kracht; vermogen aandrift; aanleg; arbeidskracht; arbeidsvermogen; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; daadkracht; energie; esprit; functionaliteit; fut; gave; inhoud; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; lichamelijke geschiktheid; momentum; omvatte ruimte; prestatievermogen; puf; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; validiteit; vernuft; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
Leistungsvermögen capaciteit; kracht; vermogen aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; draagkracht; draagvermogen; gave; inhoud; knobbel; kundigheid; laadvermogen; omvatte ruimte; prestatievermogen; scherpzinnigheid; talent; vernuft
Macht kracht; macht; vermogen autoriteit; gezag; heerschappij; invloed; macht; mogendheden; mogendheid; overheidsinstelling; overheidslichaam
Reichtum geldelijk vermogen; vermogen luxe; overvloed; pracht; rijkdom; rijkheid; weelde; weelderigheid
Stärke kracht; macht; vermogen corpulentie; felheid; gedrevenheid; gelegenheden; gewicht; gezetheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kansen; kracht; lijvigheid; mogelijkheid; mogelijkheid tot verwezenlijking; potentie; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stijfsel; zetmeel; zwaarlijvigheid; zwaarte
Vermögen capaciteit; geldelijk vermogen; kracht; vermogen arbeidskracht; arbeidsvermogen; belangrijkste geldbedrag; capaciteit; dynamiek; energie; felheid; fiksheid; financiële middelen; fortuin; fortuintje; geldmiddelen; grote som geld; hoofdsom; inhoud; kapitaal; kracht; omvatte ruimte; sterkte; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
- macht
VerbRelated TranslationsOther Translations
dürfen in staat zijn; kunnen; vermogen mogen
im Stande sein in staat zijn; kunnen; vermogen
können in staat zijn; kunnen; vermogen iets mogen; in het vermogen liggen; mogen
mögen in staat zijn; kunnen; vermogen houden van; lekker vinden; lusten; mogen
sollen in staat zijn; kunnen; vermogen believen; moeten; willen

Related Words for "vermogen":

  • vermogens

Synonyms for "vermogen":


Related Definitions for "vermogen":

  1. kracht om iets te doen1
    • hij heeft het vermogen om iedereen blij te maken1
  2. rijkdom, groot bezit1
    • zijn vermogen is de laatste jaren alleen maar gegroeid1

Wiktionary Translations for vermogen:

vermogen
noun
  1. de kwaliteiten om iets te kunnen doen

Cross Translation:
FromToVia
vermogen Fähigkeit ability — quality or state of being able
vermogen Vermögen fortune — lots of riches
vermogen Vermögen; Macht might — ability
vermogen Leistung power — physics: measure of the rate of doing work or transferring energy
vermogen Wert worth — making a fair equivalent of
vermogen Macht capacité — Pouvoirs reconnus par la loi
vermogen Deckungsmittel; Gelder; Kapital; Bauernhof; Besitzung; Gut; Landgut; Bauerngut fondsensemble de biens matériels ou immatériels servant à l’usage principal d’une activité.
vermogen Fähigkeit; Gewalt; Können; Kraft; Macht; Vermögen habilité — rare|fr droit|fr résultat de l’habilitation, aptitude.

External Machine Translations:

Related Translations for vermogen