Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitsluitsel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitsluitsel from Dutch to German

uitsluitsel:

uitsluitsel [het ~] nomen

  1. het uitsluitsel
    die Auskunft; der Aufschluß; die Aussage; die Auslegung; die Erklärung; die Erläuterung; die Interpretation

Translation Matrix for uitsluitsel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufschluß uitsluitsel ontsluiten; ontsluiting; openlegging; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring
Auskunft uitsluitsel informatie; informatiebureau; informeren; inlichting; inlichtingenbureau; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; voorlichting
Auslegung uitsluitsel interpretatie; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; vertaling; vertolking
Aussage uitsluitsel aangifte; bevestiging; bewering; declaratie; mededeling; opheldering; statement; toelichting; uiteenzetting; uitleg; uitlegging; verduidelijking; verklaring
Erklärung uitsluitsel aangifte; bevestiging; bewering; declaratie; duiding; interpretatie; mededeling; opheldering; statement; toelichting; uiteenzetting; uiting; uitleg; uitlegging; verduidelijking; verklarende uitleg; verklaring; vertaling; vertolking
Erläuterung uitsluitsel descriptie; interpretatie; nadere beschrijving; omschrijving; opheldering; toelichting; uitbeelding; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; vertaling; vertolking
Interpretation uitsluitsel interpretatie; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; vertaling; vertolking
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Erklärung Uitleg

Wiktionary Translations for uitsluitsel:

uitsluitsel
noun
  1. Antwort; eine (finite) Erklärung für etwas