Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. traliën:


Dutch

Detailed Translations for traliën from Dutch to German

traliën:

traliën verb (tralie, traliet, traliede, tralieden, getralied)

  1. traliën
    vergittern
    • vergittern verb (vergittere, vergitterst, vergittert, vergitterte, vergittertet, vergittert)

Conjugations for traliën:

o.t.t.
  1. tralie
  2. traliet
  3. traliet
  4. tralieen
  5. tralieen
  6. tralieen
o.v.t.
  1. traliede
  2. traliede
  3. traliede
  4. tralieden
  5. tralieden
  6. tralieden
v.t.t.
  1. heb getralied
  2. hebt getralied
  3. heeft getralied
  4. hebben getralied
  5. hebben getralied
  6. hebben getralied
v.v.t.
  1. had getralied
  2. had getralied
  3. had getralied
  4. hadden getralied
  5. hadden getralied
  6. hadden getralied
o.t.t.t.
  1. zal traliën
  2. zult traliën
  3. zal traliën
  4. zullen traliën
  5. zullen traliën
  6. zullen traliën
o.v.t.t.
  1. zou traliën
  2. zou traliën
  3. zou traliën
  4. zouden traliën
  5. zouden traliën
  6. zouden traliën
en verder
  1. ben getralied
  2. bent getralied
  3. is getralied
  4. zijn getralied
  5. zijn getralied
  6. zijn getralied
diversen
  1. tralie!
  2. traliet!
  3. getralied
  4. traliend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

traliën [de ~] nomen, plural

  1. de traliën (traliewerk; spijlen)
    Gitterwerk; die Vergitterung; Gitter

Translation Matrix for traliën:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gitter spijlen; traliewerk; traliën afscheiding; braadrooster; hek; hekwerk; raster; rastering; rasterwerk; rooster; slot en grendel; spijl; stijl; tralie; traliedeur; traliehek
Gitterwerk spijlen; traliewerk; traliën raster; rastering; rasterwerk; rooster; spijl; stijl; tralie
Vergitterung spijlen; traliewerk; traliën afscheiding; afschutting; hek; hekwerk; raster; rastering; rasterwerk; rooster; spijl; stijl; tralie
VerbRelated TranslationsOther Translations
vergittern traliën