Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. stumper:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stumper from Dutch to German

stumper:

stumper [de ~ (m)] nomen

  1. de stumper (klungel; kruk; klungelaar; stoethaspel)
    der Schuster; der Stümper; der Pfuscher
  2. de stumper (stakker; drommel; zielenpiet)
    der armer Schlucker
  3. de stumper (sukkel; stakker; zielenpiet)
    der Trottel; der Stümper; der Tropf

Translation Matrix for stumper:

NounRelated TranslationsOther Translations
Pfuscher klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; klungels; knoeier; koekenbakker; prutser; prutsers; rommelaar
Schuster klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper schoenlapper; schoenlappers; schoenmaker; schoenmakers
Stümper klungel; klungelaar; kruk; stakker; stoethaspel; stumper; sukkel; zielenpiet arme drommel; beunhaas; druiloor; idioot; kalfskop; klungels; knoeier; knoeipot; koekenbakker; morser; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; prutser; prutsers; roffelaar; rommelaar; rund; schaapskop; schapenkop; stakkerd; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sukkelaar; sul
Tropf stakker; stumper; sukkel; zielenpiet dwaas; idioot; onnozelaar
Trottel stakker; stumper; sukkel; zielenpiet achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; kuiken; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; onnozole hals; rund; schaap; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; sofvent; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sukkel; sul; uil; uilenbal; uilskuiken
armer Schlucker drommel; stakker; stumper; zielenpiet

Related Words for "stumper":

  • stumperen, stumpers, stumpertje, stumpertjes

Wiktionary Translations for stumper:


Cross Translation:
FromToVia
stumper Pfuscher; Pfuscherin bungler — one who makes mistakes