Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. straling uitzenden:


Dutch

Detailed Translations for straling uitzenden from Dutch to German

straling uitzenden:

straling uitzenden verb (zend straling uit, zendt straling uit, zond straling uit, zonden straling uit, straling uitgezonden)

  1. straling uitzenden
    strahlen; ausstrahlen
    • strahlen verb (strahle, strahlst, strahlt, strahlte, strahltet, gestrahlt)
    • ausstrahlen verb (strahle aus, strahlst aus, strahlt aus, strahlte aus, strahltet aus, ausgestrahlt)

Conjugations for straling uitzenden:

o.t.t.
  1. zend straling uit
  2. zendt straling uit
  3. zendt straling uit
  4. zenden straling uit
  5. zenden straling uit
  6. zenden straling uit
o.v.t.
  1. zond straling uit
  2. zond straling uit
  3. zond straling uit
  4. zonden straling uit
  5. zonden straling uit
  6. zonden straling uit
v.t.t.
  1. heb straling uitgezonden
  2. hebt straling uitgezonden
  3. heeft straling uitgezonden
  4. hebben straling uitgezonden
  5. hebben straling uitgezonden
  6. hebben straling uitgezonden
v.v.t.
  1. had straling uitgezonden
  2. had straling uitgezonden
  3. had straling uitgezonden
  4. hadden straling uitgezonden
  5. hadden straling uitgezonden
  6. hadden straling uitgezonden
o.t.t.t.
  1. zal straling uitzenden
  2. zult straling uitzenden
  3. zal straling uitzenden
  4. zullen straling uitzenden
  5. zullen straling uitzenden
  6. zullen straling uitzenden
o.v.t.t.
  1. zou straling uitzenden
  2. zou straling uitzenden
  3. zou straling uitzenden
  4. zouden straling uitzenden
  5. zouden straling uitzenden
  6. zouden straling uitzenden
en verder
  1. ben straling uitgezonden
  2. bent straling uitgezonden
  3. is straling uitgezonden
  4. zijn straling uitgezonden
  5. zijn straling uitgezonden
  6. zijn straling uitgezonden
diversen
  1. zend straling uit!
  2. zendt straling uit!
  3. straling uitgezonden
  4. straling uitzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for straling uitzenden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausstrahlen straling uitzenden rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden
strahlen straling uitzenden belichten; blaken; de schijn van iets hebben; excelleren; fonkelen; glimmen; glinsteren; glunderen; iets uitstralen; licht laten vallen op; licht uitzenden; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; stralen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken

External Machine Translations:

Related Translations for straling uitzenden