Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. stiel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stiel from Dutch to German

stiel:

stiel [de ~ (m)] nomen

  1. de stiel (métier; ambacht; vak)
    Gewerbe; Handwerk; die Wirtschaft; der Kaufhandel; der Handel; der Erwerb; der Beruf; die Branche

Translation Matrix for stiel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Beruf ambacht; métier; stiel; vak ambt; beroep; metier; professie; vak; werk
Branche ambacht; métier; stiel; vak Branche; LOB; Line-Of-Business; bedrijfstak; bedrijfstak verticaal; beroepsgroep; branche; economische sector; metier; verticaal
Erwerb ambacht; métier; stiel; vak aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; broodwinning; inkoop; koop; kopen; kostwinning; verkrijging; verwerving
Gewerbe ambacht; métier; stiel; vak activiteit; arbeid; bedrijf; bedrijven; bedrijvigheid; bezigheid; bureaus; fabriek; handelsbedrijf; werkzaamheid
Handel ambacht; métier; stiel; vak commercie; deal; goederenhandel; handel; handelsverkeer; koophandel; markt; negotie; transactie; zaak
Handwerk ambacht; métier; stiel; vak ambachten; vakarbeid; vakmanschap; vakwerk
Kaufhandel ambacht; métier; stiel; vak goederenhandel; handel; koopmanschap; markt
Wirtschaft ambacht; métier; stiel; vak bar; bedrijfsleven; café; economie; economiestudie; knijp; kroeg; lokaliteit; staathuishoudkunde; tapperij; taveerne; volkshuishouding

Related Words for "stiel":

  • stielen, stieltje, stieltjes

Wiktionary Translations for stiel:


Cross Translation:
FromToVia
stiel Handwerk craft — skilled practice

External Machine Translations: