Summary


Dutch

Detailed Translations for rijtuig from Dutch to German

rijtuig:

rijtuig [de ~ (m)] nomen

  1. de rijtuig (koets)
    die Kutsche
  2. de rijtuig (vehikel; voertuig; wagen; kar)
    der Wagen; Vehikel; Gefährt; Fuhrwerk; die Zugmaschine; der Karren
  3. de rijtuig (spoorwagon; wagon)
    der Zugwagon; der Eisenbahnwagen; der Eisenbahnwagon

Translation Matrix for rijtuig:

NounRelated TranslationsOther Translations
Eisenbahnwagen rijtuig; spoorwagon; wagon
Eisenbahnwagon rijtuig; spoorwagon; wagon
Fuhrwerk kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen
Gefährt kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen handkar; kar
Karren kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen handkar; kar; karretje; vrachtkar; wagentje
Kutsche koets; rijtuig karos
Vehikel kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen
Wagen kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen auto; durven; kar; karretje; kinderwagen; paardenwagen; vehikel; wagen; wagentje
Zugmaschine kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen
Zugwagon rijtuig; spoorwagon; wagon

Related Words for "rijtuig":

  • rijtuigen

Wiktionary Translations for rijtuig:

rijtuig
noun
  1. wagen die door een of meer paarden getrokken wordt
  2. een van de wagens van trein of tram

Cross Translation:
FromToVia
rijtuig Karre; Fuhrwerk; Gefährt; Wagen bagnole — France|fr (familier, fr) voiture, automobile.
rijtuig Wagen voiture — Caisse sur roues