Dutch

Detailed Translations for rij from Dutch to German

rij:

rij [de ~] nomen

  1. de rij (colonne; file)
    der Stau; die Reihe; die Schlange; die Kolonne; die Kette; die Serie; die Stauung; die Stockung
  2. de rij (gelid)
    die Linie; die Zeile; die Reihe; die Schlange; die Leine; die Kette; die Serie
  3. de rij (aaneenschakeling; keten; reeks; serie)
    die Reihe; die Serie; die Kette; die Reihenfolge; die Folge; die Verkettung; die Aneinanderreihung; die Abfolge; die Erkettung
  4. de rij (reeks; aaneenschakeling; serie; keten)
    die Serie; die Reihe; die Aneinanderreihung
  5. de rij
    die Zeile

Translation Matrix for rij:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abfolge aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie
Aneinanderreihung aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; optelsom; reeks; samentrekking; samenvoeging; serie
Erkettung aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie
Folge aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; aflevering; consequentie; cyclus; editie; episode; gehoor; gevolg; gevolg geven aan; hofhouding; opvolging; reeks; sequens; sequentie; serie; successie; uitgave; uitvloeisel; voortvloeisel
Kette aaneenschakeling; colonne; file; gelid; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; reeks; schering; serie; snoer
Kolonne colonne; file; rij steunpaal; zuil
Leine gelid; rij gezichtsrimpel; gordel; halsband; koord; lei; leiband; lijn; riem; rimpel; teugel; touw; touwtje
Linie gelid; rij begin-steepje; lijn; lijntje; linie; schreef; streep; streepje
Reihe aaneenschakeling; colonne; file; gelid; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; cyclus; gelid; opeenvolging; opvolging; reeks; rij manschappen; rijtje; sequens; sequentie; serie; sliert; slingervormig ding; successie
Reihenfolge aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; opeenvolging; opvolging; rangschikken; rangschikking; reeks; serie; successie; z-volgorde
Schlange colonne; file; gelid; rij ellendeling; feeks; haaibaai; heks; helleveeg; klier; kreng; loeder; mispunt; rijtje; schoft; schurk; serpent; slang; smeerlap; stuk ongeluk; teef; troel; troela; trut; vals wicht; veldslang; vervelend kreng; viswijf; waterserpent; waterslang
Serie aaneenschakeling; colonne; file; gelid; keten; reeks; rij; serie Terugkeerpatroon; aaneenschakeling; cyclus; reeks; serie; terugkeerpatroon
Stau colonne; file; rij file; opstopping; verkeersopstopping; verkeersstremming; verstopping
Stauung colonne; file; rij constipatie; file; filevorming; opstopping; stagnatie; stilstand; stouwage; stuwing; verkeersopstopping; verkeersstremming; verstoptheid
Stockung colonne; file; rij filevorming; stagnatie; stremming; stuklopen; stuwing; vastlopen
Verkettung aaneenschakeling; keten; reeks; rij; serie aaneenschakeling; halsketting; halssnoer; ketting; kettinkje; reeks; schakeling; serie
Zeile gelid; rij gezichtsrimpel; record; regel; rimpel; schriftlijn

Related Words for "rij":

  • rijen, rijs

Related Definitions for "rij":

  1. aantal mensen of dingen naast of achter elkaar1
    • er stond een rij mensen voor het loket1

Wiktionary Translations for rij:

rij
noun
  1. Abfolge, Reihe von Individuen oder Gegenständen

Cross Translation:
FromToVia
rij Reihe file — column of people
rij Schlange line — straight sequence of people, queue
rij Warteschlange; Schlange; Reihe queue — line of people
rij Reihe row — line of objects
rij Zeile row — in a table
rij Reihe; Kette; Reihenfolge; Tour rangée — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for rij