Dutch

Detailed Translations for ricocheren from Dutch to German

ricocheren:

ricocheren [znw.] nomen

  1. ricocheren (afketsen; terugkaatsen; afstuiten)
    Abrutschen; Abprallen; Einsinken

ricocheren verb

  1. ricocheren (afketsen)
    abweisen; ablehnen; verweigern; abschlagen; ausschlagen; zurückweisen; abprallen
    • abweisen verb (weise ab, weisest ab, weist ab, wies ab, wieset ab, abgewiesen)
    • ablehnen verb (lehne ab, lehnst ab, lehnt ab, lehnte ab, lehntet ab, abgelehnt)
    • verweigern verb (verweigere, verweigerst, verweigert, verweigerte, verweigertet, verweigert)
    • abschlagen verb (schlage ab, schlagst ab, schlagt ab, schlagte ab, schlagtet ab, abgeschlagen)
    • ausschlagen verb (schlage aus, schlägst aus, schlägt aus, schlug aus, schlugt aus, ausgeschlagen)
    • zurückweisen verb (weise zurück, weist zurück, wies zurück, wiest zurück, zurückgewiesen)
    • abprallen verb (pralle ab, prallst ab, prallt ab, prallte ab, pralltet ab, abgeprallt)

Translation Matrix for ricocheren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abprallen afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
Abrutschen afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
Einsinken afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen inzakken; inzinken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen; uitzakking; verzakking; wegzinken
VerbRelated TranslationsOther Translations
ablehnen afketsen; ricocheren afdrijven; afketsen; afkeuren; afstellen; afstemmen; afwijzen; bedanken; bijstellen; danken; declineren; ongeschikt verklaren; ontheffen; ontslaan; regelen; terugwijzen; uitsturen; verlijeren; vertikken; verweren; verwerpen; verzenden; wegstemmen; wegsturen; wegzenden; weigeren; wraken
abprallen afketsen; ricocheren afstuiten
abschlagen afketsen; ricocheren abstineren; afbikken; afketsen; afkeuren; afkloppen; afslaan; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; onthouden; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegbikken; wegstemmen
abweisen afketsen; ricocheren afketsen; afkeuren; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; negeren; ontheffen; ontslaan; terugwijzen; uitsturen; verweren; verwerpen; verzenden; wegstemmen; wegsturen; wegzenden; weigeren
ausschlagen afketsen; ricocheren afkeuren; afstemmen; afwijzen; bal buiten de lijnen slaan; bedanken; danken; schoppen; trappen; trappen geven; uitslaan; verwerpen
verweigern afketsen; ricocheren afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verbieden; verweren; verwerpen; wegstemmen
zurückweisen afketsen; ricocheren afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; bedanken; danken; ontheffen; ontslaan; terugwijzen; uitsturen; verweren; verwerpen; verzenden; wegstemmen; wegsturen; wegzenden; weigeren