Dutch

Detailed Translations for restitueren from Dutch to German

restitueren:

restitueren verb (restitueer, restitueert, restitueerde, restitueerden, gerestitueerd)

  1. restitueren
    zurückzahlen; rückerstatten; zurückgeben; erstatten; zurückerstatten; wiedergeben
    • zurückzahlen verb (zahle zurück, zahlst zurück, zahlt zurück, zahlte zurück, zahltet zurück, zurückgezahlt)
    • rückerstatten verb (rückerstatte, rückerstattst, rückerstattt, rückerstattte, rückerstatttet, rückerstattet)
    • zurückgeben verb (gebe zurück, gibst zurûck, gibt zurück, gab zurück, gabt zurück, zurückgegeben)
    • erstatten verb
    • zurückerstatten verb (erstatte zurück, erstattest zurück, erstattet zurück, erstattete zurück, erstattetet zurück, zurückerstattet)
    • wiedergeben verb (gebe wieder, gibst wieder, gibt wieder, gab wieder, gabt wieder, wiedergegeben)

Conjugations for restitueren:

o.t.t.
  1. restitueer
  2. restitueert
  3. restitueert
  4. restitueren
  5. restitueren
  6. restitueren
o.v.t.
  1. restitueerde
  2. restitueerde
  3. restitueerde
  4. restitueerden
  5. restitueerden
  6. restitueerden
v.t.t.
  1. heb gerestitueerd
  2. hebt gerestitueerd
  3. heeft gerestitueerd
  4. hebben gerestitueerd
  5. hebben gerestitueerd
  6. hebben gerestitueerd
v.v.t.
  1. had gerestitueerd
  2. had gerestitueerd
  3. had gerestitueerd
  4. hadden gerestitueerd
  5. hadden gerestitueerd
  6. hadden gerestitueerd
o.t.t.t.
  1. zal restitueren
  2. zult restitueren
  3. zal restitueren
  4. zullen restitueren
  5. zullen restitueren
  6. zullen restitueren
o.v.t.t.
  1. zou restitueren
  2. zou restitueren
  3. zou restitueren
  4. zouden restitueren
  5. zouden restitueren
  6. zouden restitueren
en verder
  1. is gerestitueerd
  2. zijn gerestitueerd
diversen
  1. restitueer!
  2. restitueert!
  3. gerestitueerd
  4. restituerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

restitueren [znw.] nomen

  1. restitueren (vergoeden)
    Vergüten; Rückerstatten

Translation Matrix for restitueren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Rückerstatten restitueren; vergoeden
Vergüten restitueren; vergoeden compenseren; vergoeden
VerbRelated TranslationsOther Translations
erstatten restitueren compenseren; goedmaken; uitbrengen; uitgeven; vergoeden
rückerstatten restitueren terugbezorgen
wiedergeben restitueren afspelen; berichten; beschrijven; informeren; meedelen; melden; navertellen; rapporteren; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; verslag uitbrengen; vertolken; weergeven
zurückerstatten restitueren terugbezorgen
zurückgeben restitueren
zurückzahlen restitueren afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden

Wiktionary Translations for restitueren:


Cross Translation:
FromToVia
restitueren vergelten rembourserrendre à quelqu’un le montant de ses débours ; payer à quelqu’un le prix de ce qu’il avait acheter et qu’il n’a pas reçu ou dont il se refuser à prendre livraison ; compenser des dépenses qu’on a fait faire ou des pertes qu’on a [[causer|causées]
restitueren nehmen; wegnehmen; einnehmen; wiedererwerben; wiedererlangen reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)