Dutch

Detailed Translations for poot from Dutch to German

poot:

poot [de ~ (m)] nomen

  1. de poot (mietje; flikker; nicht; homo)
    der Schwule; die Tunte; der Homo; der Homosexuelle; der Homophile
  2. de poot (voet)
    die Pfote
  3. de poot (hand; jat; klauw; knuist)
    die Hand
    • Hand [die ~] nomen
  4. de poot (onderstel; voet; staander)
    Fußgestell; Gestell; Fahrgestell; Untergestell

Translation Matrix for poot:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fahrgestell onderstel; poot; staander; voet chassis; geraamte; landingsgestel; onderstel
Fußgestell onderstel; poot; staander; voet chassis; driepoot; onderstel
Gestell onderstel; poot; staander; voet brilmontuur; chassis; driepoot; droogrek; fitting; frame; geraamte; heugelstang; karkas; latwerk; montuur; onderstel; raamwerk; rek; schoor; schraag; skelet; statief; stellage; stelling
Hand hand; jat; klauw; knuist; poot hand
Homo flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
Homophile flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
Homosexuelle flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
Pfote poot; voet
Schwule flikker; homo; mietje; nicht; poot homo; homofiel; homoseksueel
Tunte flikker; homo; mietje; nicht; poot boerentrien
Untergestell onderstel; poot; staander; voet

Related Words for "poot":


Related Definitions for "poot":

  1. been van een dier1
    • een hond heeft vier poten en een staart1
  2. deel van stoel of tafel1
    • deze stoel heeft vier poten1
  3. hand, voet of been1
    • nergens aankomen met je poten!1

Wiktionary Translations for poot:

poot
noun
  1. salopp: menschliche Hand
  2. (mit Ausnahme der Huftiere – vom Rind, Schaf, Schwein abgesehen, deren Extremitäten gelegentlich »Pfoten« anstatt »Klauen« genannt werden – und Primaten) bei landlebigen Säugetieren (zumeist Raubtieren) in Zehen gespaltenes Ende der Extremitäten

Cross Translation:
FromToVia
poot Zicke bitch — disagreeable, aggressive person, usually female
poot Pfote foot — part of animal’s body (jump)
poot Pfote paw — soft foot of an animal
poot Pfote; Fuß patte — anatomie|fr membre d’un animal quadrupède, d’un oiseau (à l’exception des oiseaux de proie), de certains animaux aquatiques, comme l’écrevisse, le homard, etc., et des insectes, comme l’araignée, la mouche, etc.
poot Fuß; Pfote pied — anatomie|fr partie du corps humain située à l’extrémité des jambes.

poot form of poten:

poten verb (poot, pootte, pootten, gepoot)

  1. poten (aardappelen poten)
    einpflanzen; bepflanzen; einsäen; Kartoffeln anpflanzen; anpflanzen
    • einpflanzen verb (pflanze ein, pflanzt ein, pflanzte ein, pflanztet ein, eingepflanzt)
    • bepflanzen verb (bepflanze, bepflanzt, bepflanzte, bepflanztet, bepflanzt)
    • einsäen verb (säe ein, säst ein, sät ein, säte ein, sätet ein, eingesät)
    • anpflanzen verb (pflanze an, pflanzt an, pflanzte an, pflanztet an, angepflanzt)
  2. poten (in de grond zetten; planten)
    pflanzen; einpflanzen
    • pflanzen verb (pflanze, pflanzst, pflanzt, pflanzte, pflanztet, gepflanzt)
    • einpflanzen verb (pflanze ein, pflanzt ein, pflanzte ein, pflanztet ein, eingepflanzt)

Conjugations for poten:

o.t.t.
  1. poot
  2. poot
  3. poot
  4. poten
  5. poten
  6. poten
o.v.t.
  1. pootte
  2. pootte
  3. pootte
  4. pootten
  5. pootten
  6. pootten
v.t.t.
  1. heb gepoot
  2. hebt gepoot
  3. heeft gepoot
  4. hebben gepoot
  5. hebben gepoot
  6. hebben gepoot
v.v.t.
  1. had gepoot
  2. had gepoot
  3. had gepoot
  4. hadden gepoot
  5. hadden gepoot
  6. hadden gepoot
o.t.t.t.
  1. zal poten
  2. zult poten
  3. zal poten
  4. zullen poten
  5. zullen poten
  6. zullen poten
o.v.t.t.
  1. zou poten
  2. zou poten
  3. zou poten
  4. zouden poten
  5. zouden poten
  6. zouden poten
en verder
  1. is gepoot
  2. zijn gepoot
diversen
  1. poot!
  2. poott!
  3. gepoot
  4. potend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

poten [het ~] nomen

  1. het poten (beplanting; planten; aanplant)
    die Bepflanzung; die Vegetation; der Anbau

Translation Matrix for poten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anbau aanplant; beplanting; planten; poten aanbouw; aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; erker; fok; fokkerij; glazen uitbouw; kweek; kweken; reproductie; teelt; telen; uitbouw; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
Bepflanzung aanplant; beplanting; planten; poten gewas; planten; vegetatie
Vegetation aanplant; beplanting; planten; poten gewas; planten; vegetatie
VerbRelated TranslationsOther Translations
Kartoffeln anpflanzen aardappelen poten; poten
anpflanzen aardappelen poten; poten aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
bepflanzen aardappelen poten; poten beplanten
einpflanzen aardappelen poten; in de grond zetten; planten; poten implanteren; inplanten
einsäen aardappelen poten; poten bezaaien; inzaaien; zaaien
pflanzen in de grond zetten; planten; poten implanteren; inplanten

Related Words for "poten":


Related Definitions for "poten":

  1. ze in de grond zetten1
    • vandaag heb ik de aardappels gepoot1

Wiktionary Translations for poten:

poten
verb
  1. ondiep in de aarde stoppen, met name van bollen, wortels, zaden e.d. om deze te laten groeien

Cross Translation:
FromToVia
poten pflanzen plant — place in soil or other substrate in order that it may live and grow
poten pflanzen planter — Fixer une plante en terre pour qu’elle prenne racine.