Dutch

Detailed Translations for oplichten from Dutch to German

oplichten:

oplichten verb (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)

  1. oplichten (flitsen; lichten)
    blitzen; aufleuchten
    • blitzen verb (blitze, blitzt, blitzte, blitztet, geblitzt)
    • aufleuchten verb (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)
  2. oplichten (besodemieteren; afzetten; misleiden; )
    beschwindeln; hereinlegen; verarschen
    • beschwindeln verb (beschwindele, beschwindelst, beschwindelt, beschwindelte, beschwindeltet, beschwindelt)
    • verarschen verb (verarsche, verarscht, verarschte, verarschtet, verarscht)
  3. oplichten (lichter worden van kleur)
  4. oplichten (bedrogen worden; afzetten; flessen)

Conjugations for oplichten:

o.t.t.
  1. licht op
  2. licht op
  3. licht op
  4. lichten op
  5. lichten op
  6. lichten op
o.v.t.
  1. lichtte op
  2. lichtte op
  3. lichtte op
  4. lichtten op
  5. lichtten op
  6. lichtten op
v.t.t.
  1. heb opgelicht
  2. hebt opgelicht
  3. heeft opgelicht
  4. hebben opgelicht
  5. hebben opgelicht
  6. hebben opgelicht
v.v.t.
  1. had opgelicht
  2. had opgelicht
  3. had opgelicht
  4. hadden opgelicht
  5. hadden opgelicht
  6. hadden opgelicht
o.t.t.t.
  1. zal oplichten
  2. zult oplichten
  3. zal oplichten
  4. zullen oplichten
  5. zullen oplichten
  6. zullen oplichten
o.v.t.t.
  1. zou oplichten
  2. zou oplichten
  3. zou oplichten
  4. zouden oplichten
  5. zouden oplichten
  6. zouden oplichten
en verder
  1. ben opgelicht
  2. bent opgelicht
  3. is opgelicht
  4. zijn opgelicht
  5. zijn opgelicht
  6. zijn opgelicht
diversen
  1. licht op!
  2. licht op!
  3. opgelicht
  4. oplichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oplichten [znw.] nomen

  1. oplichten (lichter worden)
    Erleuchten

Translation Matrix for oplichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Erleuchten lichter worden; oplichten
VerbRelated TranslationsOther Translations
aufleuchten flitsen; lichten; oplichten bliksemen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; weerlichten
ausbleichen lichter worden van kleur; oplichten
beschwindeln afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afzetten; bedonderen; bedotten; bezwendelen; neppen; tillen; verneuken; voorjokken; voorliegen
betrogen werden afzetten; bedrogen worden; flessen; oplichten
blitzen flitsen; lichten; oplichten bliksemen; donderen; fonkelen; glimmen; glinsteren; lichten; onweren; schitteren; weerlichten
hereinlegen afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
jemanden prellen afzetten; bedrogen worden; flessen; oplichten
verarschen afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden; wegpesten

Related Definitions for "oplichten":

  1. een beetje licht uitstralen1
    • deze jas licht op in het donker1
  2. hem bedriegen en geld afnemen1
    • we zijn voor een tientje opgelicht door die ober1

Wiktionary Translations for oplichten:

oplichten
verb
  1. van de bodem opheffen
  2. met bedrog iemand geld afhandig maken
  3. helder worden, meer licht gaan geven
oplichten
verb
  1. die Rechnung in einem Restaurant nicht bezahlen
  2. jemandem falsche Tatsachen vorspiegeln und daraus persönliche (geschäftliche) Vorteile ziehen
  3. jemandem absichtlich und böswillig die Unwahrheit sagen
  4. etwas nehmen, aufnehmen (was auf dem Boden liegt)

Cross Translation:
FromToVia
oplichten bieten; herausstellen; besonders; darbieten; aufweisen feature — ascribe the greatest importance
oplichten betrügen scam — to defraud or embezzle
oplichten beschwindeln swindle — to defraud someone