Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. onthouding:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onthouding from Dutch to German

onthouding:

onthouding [de ~ (v)] nomen

  1. de onthouding (abstinentie; geheelonthouding; 't afzien van)
    die Enthaltsamkeit; die Enthaltung; der Verzicht; die Abstinenz

Translation Matrix for onthouding:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abstinenz 't afzien van; abstinentie; geheelonthouding; onthouding afschaffing; geheelonthouding
Enthaltsamkeit 't afzien van; abstinentie; geheelonthouding; onthouding afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouden; vasten; verbreken
Enthaltung 't afzien van; abstinentie; geheelonthouding; onthouding afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouden; vasten; verbreken
Verzicht 't afzien van; abstinentie; geheelonthouding; onthouding afschaffing; geheelonthouding; onderbreken; onderbreking; onthouden; vasten; verbreken

Related Words for "onthouding":

  • onthoudingen

Wiktionary Translations for onthouding:


Cross Translation:
FromToVia
onthouding Enthaltung abstention — the act of abstaining
onthouding Abstinenz; Enthaltsamkeit abstinence — the act or practice of abstaining
onthouding Keuschheit abstinence — specifically, abstinence from sexual intercourse
onthouding Enthaltsamkeit abstinence — the practice of self-denial
onthouding Enthaltung; Abstinenz abstention — Action de s'abstenir, non-exercice d’un droit, refus de prendre part, d’intervenir.
onthouding Enthaltsamkeit; Abstinenz; Enthaltung; Mäßigkeit sobriétécaractère de celui qui est sobre, modérer dans le boire et le manger.
onthouding Enthaltsamkeit; Abstinenz; Enthaltung; Mäßigkeit tempérance — didactique|fr Fait de tempérer.