Dutch

Detailed Translations for onderbreking from Dutch to German

onderbreking:

onderbreking [de ~ (v)] nomen

  1. de onderbreking (interruptie; verbreking; breuk)
    die Unterbrechung; die Interruption
  2. de onderbreking (rustpauze; pauze; verpozing; tussenpoos)
    die Pause; die Schulpause; die Arbeitspause; die Ruhepause; die Entspannung; die Erholung; die Unterbrechung; die Mittagspause
  3. de onderbreking (onderbreken; verbreken)
    die Enthaltung; die Unterbrechung; der Verzicht; die Enthaltsamkeit
  4. de onderbreking (pauze; tussenpoos)
    die Pause; die Unterbrechung; die Arbeitspause; die Mittagspause; die Ruhepause; die Erholung; die Ausspannung; die Essenszeit; die Entspannung
  5. de onderbreking (respijt; uitstel)
    die Verzögerung; der Aufschub; die Verschiebung; die Unterbrechung
  6. de onderbreking
    die Unterbrechung

Translation Matrix for onderbreking:

NounRelated TranslationsOther Translations
Arbeitspause onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing etenstijd; lunch; lunchpauze; lunchtijd; lunchuur; middagpauze; schafttijd; schaftuur; werkpauze
Aufschub onderbreking; respijt; uitstel oponthoud; opschorting; respijt; uitstel; verdaging; verlet; vertraging
Ausspannung onderbreking; pauze; tussenpoos buitencafé; geruststelling; kalmering; opluchting; verademing
Enthaltsamkeit onderbreken; onderbreking; verbreken 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onthouden; onthouding; vasten
Enthaltung onderbreken; onderbreking; verbreken 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onthouden; onthouding; vasten
Entspannung onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing afgeleide; afleiding; afleidingsmanoeuvre; geruststelling; kalmering; opluchting; verademing; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
Erholung onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing geruststelling; kalmering; ontspanning; recreatie; snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd; verstrooiing; vrijetijdsbesteding
Essenszeit onderbreking; pauze; tussenpoos etenstijd; lunchtijd
Interruption breuk; interruptie; onderbreking; verbreking
Mittagspause onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing etenstijd; lunch; lunchpauze; lunchtijd; lunchuur; middagpauze; schafttijd; schaftuur
Pause onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing pauze; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing; werkpauze
Ruhepause onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing
Schulpause onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing
Unterbrechung breuk; interruptie; onderbreken; onderbreking; pauze; respijt; rustpauze; tussenpoos; uitstel; verbreken; verbreking; verpozing bemoeienis; breken; inlating; inmenging; scheiding; segregatie; storing; verbreking
Verschiebung onderbreking; respijt; uitstel panning; respijt; uitstel; verschuiving
Verzicht onderbreken; onderbreking; verbreken 't afzien van; abstinentie; afschaffing; geheelonthouding; onthouden; onthouding; vasten
Verzögerung onderbreking; respijt; uitstel herhaalvertraging; opgelopen vertraging; respijt; uitstel; vertraging

Related Words for "onderbreking":

  • onderbrekingen

Wiktionary Translations for onderbreking:

onderbreking
noun
  1. een tijdelijk staken van activiteit door een onverwachte gebeurtenis
  2. een kort ophouden van bezigheden als pauze

Cross Translation:
FromToVia
onderbreking Unterbrechung; Störung; Störfaktor disruption — interruption
onderbreking Unterbrechung interruption — the act of interrupting, or the state of being interrupted
onderbreking Unterbrechung interruption — a time interval during which there is a cessation of something

External Machine Translations:

Related Translations for onderbreking