Dutch

Detailed Translations for monotonie from Dutch to German

monotonie:

monotonie [de ~ (v)] nomen

  1. de monotonie (eentonigheid; uniformiteit; saaiheid; eenvormigheid)
    die Gleichförmigkeit; die Eintönigkeit; Einerlei
  2. de monotonie (uniformiteit)
    die Einheitlichkeit; die Einheit; die Ähnlichkeit; die Homogenität; die Einhelligkeit; die Gleichartigkeit; die Uniformität

Translation Matrix for monotonie:

NounRelated TranslationsOther Translations
Einerlei eentonigheid; eenvormigheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit
Einheit monotonie; uniformiteit eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; gelijkvormigheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel; uniformiteit
Einheitlichkeit monotonie; uniformiteit aansluiting; band; connectie; eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; gelijkvormigheid; liaison; link; relatie; samenhang; uniformiteit; verband; verbinding
Einhelligkeit monotonie; uniformiteit eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; eenstemmigheid; eenzelvigheid; harmonie; unanimiteit; uniformiteit
Eintönigkeit eentonigheid; eenvormigheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit
Gleichartigkeit monotonie; uniformiteit analogie; eenheid; eenvormigheid; egaliteit; gelijkaardigheid; gelijkheid; gelijkslachtigheid; gelijksoortigheid; gelijkvormigheid; gelijkwaardigheid; homogeniteit; soortgelijkheid; uniformiteit
Gleichförmigkeit eentonigheid; eenvormigheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit analogie; eendracht; eendrachtigheid; eenheid; eensgezindheid; eenvormigheid; gelijkaardigheid; gelijkenis; gelijksoortigheid; gelijkvormigheid; gemeenschappelijkheid; harmonie; overeenkomst; soortgelijkheid; uniformiteit
Homogenität monotonie; uniformiteit analogie; eenheid; eenvormigheid; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; gelijkvormigheid; homogeniteit; soortgelijkheid; uniformiteit
Uniformität monotonie; uniformiteit eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit
Ähnlichkeit monotonie; uniformiteit analogie; eenheid; eenvormigheid; gelijkaardigheid; gelijkenis; gelijksoortigheid; gelijkvormigheid; gemeenschappelijkheid; overeenkomst; soortgelijkheid; uniformiteit