Dutch

Detailed Translations for leugen from Dutch to German

leugen:

leugen [de ~] nomen

  1. de leugen (bedrog; onwaarheid)
    die Lüge; die Unwahrkeit; die Schummelei; die Schwindelei; die Täuschung; die Gaukelei; die Irreführung
  2. de leugen (verzinsel; fictie; sprookje; )
    Märchen; die Fabel; die Geschichte; die Sage; die Erdichtung; die Erzählung; die Erfindung; die Verdichtung; Gleichnis

Translation Matrix for leugen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Erdichtung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel dichtwerk; poëzie
Erfindung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel ontdekking; openbaring; uitdenking; uitvinding; verrassende ontdekking; vinding; vondst
Erzählung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel geschiedenis; recital; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
Fabel bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel sprookje; sprookjesverhaal
Gaukelei bedrog; leugen; onwaarheid gegoochel; gezwendel; goochelarij; goochelkunst; onechtheid; oplichterij; oplichting; toverkunst; valsheid; zwendel; zwendelarij
Geschichte bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel geschiedenis; geval; historie; probleemgeval; rapport; relaas; reportage; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; verslag; vertelling; vertelsel; weergave
Gleichnis bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel algebraïsche vergelijking; equatie; evenbeeld; gelijkenis; overeenkomst; parabel
Handlung actie; aktie; daad; handeling
Irreführung bedrog; leugen; onwaarheid bedrog; fopperij; gezwendel; misleiding; misleidingen; onechtheid; oplichterij; oplichting; valsheid; zwendel; zwendelarij
Lüge bedrog; leugen; onwaarheid gejok; gelieg
Märchen bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel sprookje; sprookjesverhaal
Sage bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel
Schummelei bedrog; leugen; onwaarheid geknoei; gemors; gesjoemel; onechtheid; valsheid
Schwindelei bedrog; leugen; onwaarheid bedrog; gejok; geknoei; gelieg; gemors; gezwendel; knoeierij; misleiding; nep; onechtheid; oplichterij; oplichting; valsheid; verlakkerij; zwendel; zwendelarij
Täuschung bedrog; leugen; onwaarheid anamorfose; bedrog; camouflage; chimère; drogbeeld; droombeeld; farce; fata morgana; fopperij; gezichtsbedrog; hersenschim; illusie; luchtspiegeling; misleiding; onechtheid; oplichterij; schertsvertoning; schijnbeeld; valsheid; versluiering; waan; zwendel
Unwahrkeit bedrog; leugen; onwaarheid
Verdichtung bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel

Related Words for "leugen":


Antonyms for "leugen":


Related Definitions for "leugen":

  1. iets dat niet waar is1
    • hij vertelt alleen leugens1

Wiktionary Translations for leugen:

leugen
noun
  1. een mededeling die niet waar is met de bedoeling om anderen te misleiden
leugen
noun
  1. falsche Aussage, mit der andere bewusst täuschen werden sollen

Cross Translation:
FromToVia
leugen Lüge lie — intentionally false statement
leugen Unwahrheit mendacity — A lie, deceit or falsehood
leugen Lüge; Notlüge mensonge — Propos contraire à la vérité