Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. lam:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lam from Dutch to German

lam:

lam [het ~] nomen

  1. het lam (lammetje)
    Lamm; Lämmchen

Translation Matrix for lam:

NounRelated TranslationsOther Translations
Lamm lam; lammetje
Lämmchen lam; lammetje
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gelähmt lam; verlamd
hinkend kreupel; lam; mank
lahm kreupel; lam; mank; verlamd bleekjes; futloos; krukkig; lamlendig; lusteloos; mat; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak
träge kreupel; lam; mank aarzelend; besluitloos; bezadigd; dralend; futloos; gezapig; laks; lamlendig; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; slap; slepend; sloom; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; vadsig; weifelend
verkrüppelt kreupel; lam; mank mismaakt; misvormd; vergroeid; verminkt; verminkte
verstümmelt kreupel; lam; mank verminkt; verminkte

Related Words for "lam":


Synonyms for "lam":


Related Definitions for "lam":

  1. jong van een schaap1
    • er is een lammetje geboren1
  2. als je het niet kunt bewegen1
    • hij heeft een lamme arm1

Wiktionary Translations for lam:

lam
noun
  1. das junge Schaf
  2. unzählbar: Fleisch vom [1]

Cross Translation:
FromToVia
lam Lammfleisch; Lamm lamb — flesh of lamb as food
lam Lamm lamb — young sheep
lam lahm lame — unable to walk properly because of a problem with one's feet or legs
lam Lamm agneau — éleva|fr petit du mouton et de la brebis.

Related Translations for lam