Dutch

Detailed Translations for dogma from Dutch to German

dogma:

dogma [het ~] nomen

  1. het dogma (geloofsartikel)
    Dogma; die Grundlagen; der Grundsatz; der Glaubensartikel; die Grundlage; die Grundsätze; der Eckstein; die Grundregel; Axiom; der Glaubenssatz
  2. het dogma (vaststaande leerstelling)
    der Grundsatz; Dogma; die Grundregel; Axiom
  3. het dogma (leerbegrip; leerstelling)
    der Lehrbegriff; der Lehrsatz

Translation Matrix for dogma:

NounRelated TranslationsOther Translations
Axiom dogma; geloofsartikel; vaststaande leerstelling axioma; grondeigenschap; grondstelling; hoofdstelling
Dogma dogma; geloofsartikel; vaststaande leerstelling
Eckstein dogma; geloofsartikel hoeksteen; sluitsteen
Glaubensartikel dogma; geloofsartikel
Glaubenssatz dogma; geloofsartikel
Grundlage dogma; geloofsartikel basis; basislijn; beginsel; eerste laag verf; fundament; fundering; grond; grondgedachte; grondlaag; grondlijn; grondslag; grondstelling; grondverf; onderlaag; principe; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
Grundlagen dogma; geloofsartikel bases; fundamenten; grondslagen
Grundregel dogma; geloofsartikel; vaststaande leerstelling stelregel
Grundsatz dogma; geloofsartikel; vaststaande leerstelling axioma; grondeigenschap; grondstelling; hoofdbeginsel; hoofdstelling; leus; leuze; parool; principe; spreuk
Grundsätze dogma; geloofsartikel grondstelling; hoofdstelling
Lehrbegriff dogma; leerbegrip; leerstelling
Lehrsatz dogma; leerbegrip; leerstelling

Wiktionary Translations for dogma:

dogma
noun
  1. een vastomlijnd geloofsartikel dat aan geen beredenering meer is onderworpen

Cross Translation:
FromToVia
dogma Dogma dogma — authoritative principle, belief or statement of opinion
dogma Dogma; Grundsatz; Glaubenssatz; Theorem; Grundregel tenet — an opinion, belief or principle
dogma Dogma; Glaubenssatz; Glaubenslehre; Lehre; Lehrsatz dogmeposition d’un courant de pensée ; point doctrinal ; principe établi ou regardé comme une vérité incontestable.

Related Translations for dogma