Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. dineren:
  2. diner:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dineren from Dutch to German

dineren:

dineren verb (dineer, dineert, dineerde, dineerden, gedineerd)

  1. dineren (uitgebreid eten; tafelen)
    dinieren; essen; speisen; tafeln; genießen; ernähren; füttern; soupieren; fressen; konsumieren
    • dinieren verb (diniere, dinierst, diniert, dinierte, diniertet, diniert)
    • essen verb (esse, ißt, aß, aßt, gegessen)
    • speisen verb (speise, speist, speiste, speistet, gespeist)
    • tafeln verb (tafele, tafelst, tafelt, tafelte, tafeltet, getafelt)
    • genießen verb (genieße, genießt, genoß, genoßt, genossen)
    • ernähren verb (ernähre, ernährst, ernährt, ernährte, ernährtet, ernährt)
    • füttern verb (füttre, fütterst, füttert, fütterte, füttertet, gefüttert)
    • soupieren verb (soupiere, soupierst, soupiert, soupierte, soupiertet, soupiert)
    • fressen verb (fresse, frißt, fraß, fraßt, gefressen)
    • konsumieren verb (konsumiere, konsumierst, konsumiert, konsumierte, konsumiertet, konsumiert)

Conjugations for dineren:

o.t.t.
  1. dineer
  2. dineert
  3. dineert
  4. dineren
  5. dineren
  6. dineren
o.v.t.
  1. dineerde
  2. dineerde
  3. dineerde
  4. dineerden
  5. dineerden
  6. dineerden
v.t.t.
  1. heb gedineerd
  2. hebt gedineerd
  3. heeft gedineerd
  4. hebben gedineerd
  5. hebben gedineerd
  6. hebben gedineerd
v.v.t.
  1. had gedineerd
  2. had gedineerd
  3. had gedineerd
  4. hadden gedineerd
  5. hadden gedineerd
  6. hadden gedineerd
o.t.t.t.
  1. zal dineren
  2. zult dineren
  3. zal dineren
  4. zullen dineren
  5. zullen dineren
  6. zullen dineren
o.v.t.t.
  1. zou dineren
  2. zou dineren
  3. zou dineren
  4. zouden dineren
  5. zouden dineren
  6. zouden dineren
diversen
  1. dineer!
  2. dineert!
  3. gedineerd
  4. dinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dineren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dinieren dineren; tafelen; uitgebreid eten
ernähren dineren; tafelen; uitgebreid eten azen; borstvoeding geven; de borst geven; eten geven; financieel steunen; laven; lenigen; lessen; onderhouden; prooizoeken; spijzigen; te eten geven; tegoed doen; voeden; voederen; voedsel geven; voeren; zogen
essen dineren; tafelen; uitgebreid eten bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; leegeten; lunchen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schaften; schransen; schrokken; spijzen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voeden; voedsel geven; vreten; zitten proppen
fressen dineren; tafelen; uitgebreid eten binnenkrijgen; brassen; onbeschoft eten; onfatsoenlijk eten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schransen; slempen; verorberen; verslinden; verzwelgen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zwelgen
füttern dineren; tafelen; uitgebreid eten azen; bikken; borstvoeding geven; bunkeren; consumeren; de borst geven; eten; eten geven; naar binnen werken; nuttigen; opeten; prooizoeken; schransen; schrokken; spijzigen; te eten geven; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voeden; voederen; voedsel geven; voeren; vreten; zitten proppen; zogen
genießen dineren; tafelen; uitgebreid eten amuseren; bikken; binnenkrijgen; eten; genieten; genot hebben van; lekker eten; naar binnen werken; oppeuzelen; opslokken; opvreten; savoureren; smikkelen; smullen; verslinden; verzwelgen; zwelgen
konsumieren dineren; tafelen; uitgebreid eten bikken; bunkeren; consumeren; drugs consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten; zitten proppen
soupieren dineren; tafelen; uitgebreid eten souperen
speisen dineren; tafelen; uitgebreid eten azen; bikken; bunkeren; consumeren; eten; eten geven; gebruiken; kluiven; knauwen; leegeten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; prooizoeken; schransen; schrokken; spijzen; spijzigen; te eten geven; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voeden; voederen; voeren; vreten; zitten proppen
tafeln dineren; tafelen; uitgebreid eten met hout beschieten; stijlvol eten

Related Words for "dineren":


Wiktionary Translations for dineren:

dineren
verb
  1. het diner gebruiken

Cross Translation:
FromToVia
dineren speisen dine — to eat; to eat dinner or supper
dineren lunchen; [[zu Mittag essen]] lunch — to eat lunch

dineren form of diner:

diner [het ~] nomen

  1. het diner (avondeten; avondmaaltijd; avondmaal)
    Abendessen; Diner; die Abendmahlzeit
  2. het diner (maaltijd; eten; maal)
    die Mahlzeit; Essen; die Speise

Translation Matrix for diner:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abendessen avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; diner feestdiner; souper
Abendmahlzeit avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; diner
Diner avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; diner
Essen diner; eten; maal; maaltijd brunch; eetwaren; eten; kost; proviand; spijs; spijziging; voeding; voedsel
Mahlzeit diner; eten; maal; maaltijd
Speise diner; eten; maal; maaltijd eetwaren; eten; gerecht; proviand; schotel; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel

Related Words for "diner":


Wiktionary Translations for diner:

diner
noun
  1. (enigz. deftig) warme maaltijd