Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. deal:


Dutch

Detailed Translations for deal from Dutch to German

deal:

deal [de ~ (m)] nomen

  1. de deal (transactie; zaak)
    die Transaktion; Geschäft; der Handel; die Geschäfte

Translation Matrix for deal:

NounRelated TranslationsOther Translations
Geschäft deal; transactie; zaak bedrijf; bergplaats; depot; handel; kleine onderneming; nering; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; voorraadschuur; warenhuis; winkel; winkelbedrijf; winkelzaak; zaak
Geschäfte deal; transactie; zaak aangelegenheden; affaires; bergplaats; commercie; depot; handel; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; voorraadschuur; warenhuis; wereldse zaken; zaken
Handel deal; transactie; zaak ambacht; commercie; goederenhandel; handel; handelsverkeer; koophandel; markt; métier; negotie; stiel; vak
Transaktion deal; transactie; zaak transactie
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Geschäft Werk

Related Words for "deal":

  • dealen, deals, dealtje, dealtjes