Summary


Dutch

Detailed Translations for beunhaas from Dutch to German

beunhaas:

beunhaas [de ~ (m)] nomen

  1. de beunhaas (koekenbakker)
    der Pfuscher; der Stümper; der Panscher; der Sudler
  2. de beunhaas (prutser; knoeier)
    der Pfuscher; der Stümper; der Kurpfuscher; der Scharlatan; der Quacksalber

Translation Matrix for beunhaas:

NounRelated TranslationsOther Translations
Kurpfuscher beunhaas; knoeier; prutser charlatan; charlatans; kwakzalver; kwakzalvers; rommelaar; wonderdokter; wonderdokters
Panscher beunhaas; koekenbakker
Pfuscher beunhaas; knoeier; koekenbakker; prutser klungel; klungelaar; klungels; kruk; prutsers; rommelaar; stoethaspel; stumper
Quacksalber beunhaas; knoeier; prutser charlatan; charlatans; kwakzalver; kwakzalvers; rommelaar; toverdoktoren; wonderdokter; wonderdokters
Scharlatan beunhaas; knoeier; prutser charlatan; kwakzalver; rommelaar; wonderdokter
Stümper beunhaas; knoeier; koekenbakker; prutser arme drommel; druiloor; idioot; kalfskop; klungel; klungelaar; klungels; knoeipot; kruk; morser; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; prutsers; roffelaar; rommelaar; rund; schaapskop; schapenkop; stakker; stakkerd; stoethaspel; stommeling; stommerd; stommerik; stumper; sukkel; sukkelaar; sul; zielenpiet
Sudler beunhaas; koekenbakker broddelaar; broddelaars; kladder; kladderaar; kladders; klieder; klieders; knoeier; knoeiers; knoeipot; morser

Related Words for "beunhaas":

  • beunhazen