Detailed Translations for aankijken from Dutch to German
aankijken:
-
anschauen;
ansehen;
schauen;
sehen;
gucken;
betrachten;
wahrnehmen;
anblicken
-
anschauen
verb
(schaue an, schaust an, schaut an, schaute an, schautet an, angeschaut)
-
ansehen
verb
(sehe an, siehst an, sieht an, sah an, saht an, angesehen)
-
schauen
verb
(schaue, schaust, schaut, schaute, schautet, geschaut)
-
sehen
verb
(sehe, siehst, sieht, sah, saht, gesehen)
-
gucken
verb
(gucke, guckst, guckt, guckte, gucktet, geguckt)
-
betrachten
verb
(betrachte, betrachtest, betrachtet, betrachtete, betrachtetet, betrachtet)
-
wahrnehmen
verb
(nehme wahr, nimmst wahr, nimmt wahr, nahmt war, wahrgenommen)
-
anblicken
verb
(blicke an, blickst an, blickt an, blickte an, blicktet an, angeblickt)
-
anschauen;
beobachten;
begucken;
beäugen;
betrachten;
gaffen;
zusehen;
gucken;
besehen;
ansehen;
anblicken
-
anschauen
verb
(schaue an, schaust an, schaut an, schaute an, schautet an, angeschaut)
-
beobachten
verb
(beobachte, beobachtest, beobachtet, beobachtete, beobachtetet, beobachtet)
-
begucken
verb
(begucke, beguckst, beguckt, beguckte, begucktet, beguckt)
-
beäugen
verb
(beäuge, beäugst, beäugt, beäugte, beäugtet, beäugt)
-
betrachten
verb
(betrachte, betrachtest, betrachtet, betrachtete, betrachtetet, betrachtet)
-
gaffen
verb
(gaffe, gaffst, gafft, gaffte, gafftet, gegafft)
-
zusehen
verb
(sehe zu, siehst zu, sieh zu, sah zu, saht zu, zugesehen)
-
gucken
verb
(gucke, guckst, guckt, guckte, gucktet, geguckt)
-
besehen
verb
(besehe, besiehst, besieht, besah, besaht, besehen)
-
ansehen
verb
(sehe an, siehst an, sieht an, sah an, saht an, angesehen)
-
anblicken
verb
(blicke an, blickst an, blickt an, blickte an, blicktet an, angeblickt)
Conjugations for aankijken:
o.t.t.
- kijk aan
- kijkt aan
- kijkt aan
- kijken aan
- kijken aan
- kijken aan
o.v.t.
- keek aan
- keek aan
- keek aan
- keken aan
- keken aan
- keken aan
v.t.t.
- heb aangekeken
- hebt aangekeken
- heeft aangekeken
- hebben aangekeken
- hebben aangekeken
- hebben aangekeken
v.v.t.
- had aangekeken
- had aangekeken
- had aangekeken
- hadden aangekeken
- hadden aangekeken
- hadden aangekeken
o.t.t.t.
- zal aankijken
- zult aankijken
- zal aankijken
- zullen aankijken
- zullen aankijken
- zullen aankijken
o.v.t.t.
- zou aankijken
- zou aankijken
- zou aankijken
- zouden aankijken
- zouden aankijken
- zouden aankijken
diversen
- kijk aan!
- kijkt aan!
- aangekeken
- aankijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aankijken:
Related Definitions for "aankijken":
-
in de ogen zien1
-
nog niet meteen iets doen1
External Machine Translations: