French

Detailed Translations for livreurs from French to Dutch

livreurs:

livreurs [le ~] nomen

  1. le livreurs (porteurs; facteurs; messagers)
    de bodes; de koeriers; de bezorgers; rondbrengers
  2. le livreurs (distributeurs; porteurs)
    uitreikers
  3. le livreurs (porteurs)
    de bestellers
  4. le livreurs (coursiers; porteurs; facteurs; messagers)
    de hulpjes; de loopjongens

Translation Matrix for livreurs:

NounRelated TranslationsOther Translations
bestellers livreurs; porteurs
bezorgers facteurs; livreurs; messagers; porteurs
bodes facteurs; livreurs; messagers; porteurs aide domestique; aide ménagère; bonnes; domestiques; employées de maison; personnel de maison; servantes; serviteurs
hulpjes coursiers; facteurs; livreurs; messagers; porteurs
koeriers facteurs; livreurs; messagers; porteurs
loopjongens coursiers; facteurs; livreurs; messagers; porteurs
rondbrengers facteurs; livreurs; messagers; porteurs
uitreikers distributeurs; livreurs; porteurs