Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. contrôleur:
  2. Wiktionary:


French

Detailed Translations for contrôleur from French to Dutch

contrôleur:

contrôleur [le ~] nomen

  1. le contrôleur (inspecteur; examinateur; inspectrice)
    de controleur; de treinconducteur; de conducteur
  2. le contrôleur (chef de salle)
    de opzichter; de opziener
  3. le contrôleur (inspecteur)
    de inspecteur; de controleur
  4. le contrôleur (inspecteur; dégustateur; expert)
    de keurmeester
  5. le contrôleur
    de controller

Translation Matrix for contrôleur:

NounRelated TranslationsOther Translations
conducteur contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice receveur; receveur de tram
controleur contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice
controller contrôleur
inspecteur contrôleur; inspecteur
keurmeester contrôleur; dégustateur; expert; inspecteur
opzichter chef de salle; contrôleur agent de maîtrise
opziener chef de salle; contrôleur
treinconducteur contrôleur; examinateur; inspecteur; inspectrice

Synonyms for "contrôleur":


Wiktionary Translations for contrôleur:

contrôleur
noun
  1. een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein of tram dient te bewaren
  2. iemand die belast is met de controle

Related Translations for contrôleur