Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
lanzar:
- uitgeven; op de markt brengen; lanceren; schieten; vuren; afvuren; schoten lossen; afschieten; afwerpen; afsmijten; stellen; poneren; naar voren brengen; opperen; suggereren; uitgooien; uitwerpen; ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen; laten zien; tevoorschijn brengen; jonassen; neerwerpen; omlaag werpen; naar beneden werpen; kwakken; smakken; neerkwakken; seponeren; afzien van rechtsvervolging; smijten; opgooien; omhooggooien; tevoorschijn halen
- gesmijt; opwerpen; omhoog werpen
- Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for lanzar from Spanish to Dutch
lanzar:
-
lanzar
-
lanzar (herir; tirar; disparar; cazar; hacer fuego; descargar)
-
lanzar (arrojar; tirar; despeñar; precipitar; derrocar)
-
lanzar (plantear; proponer; postular; sugerir)
stellen; poneren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
lanzar (sugerir)
suggereren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
lanzar (arrojar)
-
lanzar (trabar conversación; abrir; inaugurar; aumentar; abordar)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verb
-
gesprek aanknopen verb
-
te berde brengen verb (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
-
lanzar (sacar; mostrar; emitir)
-
lanzar (lanzar al aire; arrojar en lo alto)
-
lanzar (arrojar; derribar; tirar abajo; dar bandazos; tirar al suelo; arrojar al suelo; tirar hacia abajo)
-
lanzar (caer estrepitosamente; arrojar; estallar; tronar; detonar; petardear; darse un batacazo; echar rayos)
-
lanzar (depositar; volver; suspender; dejar caer; caer; cerrar; regresar; abandonar; retornar; reflejarse)
-
lanzar (arrojar; tirar; echar; escorar; derribar; tambalearse; tirar abajo; dar bandazos; tirar al suelo; arrojar al suelo)
-
lanzar (echar al aire; levantar; erigir; erigirse; lanzar al aire; arrojar en lo alto)
-
lanzar (sacar; emitir)
Conjugations for lanzar:
presente
- lanzo
- lanzas
- lanza
- lanzamos
- lanzáis
- lanzan
imperfecto
- lanzaba
- lanzabas
- lanzaba
- lanzábamos
- lanzabais
- lanzaban
indefinido
- lancé
- lanzaste
- lanzó
- lanzamos
- lanzasteis
- lanzaron
fut. de ind.
- lanzaré
- lanzarás
- lanzará
- lanzaremos
- lanzaréis
- lanzarán
condic.
- lanzaría
- lanzarías
- lanzaría
- lanzaríamos
- lanzaríais
- lanzarían
pres. de subj.
- que lance
- que lances
- que lance
- que lancemos
- que lancéis
- que lancen
imp. de subj.
- que lanzara
- que lanzaras
- que lanzara
- que lanzáramos
- que lanzarais
- que lanzaran
miscelánea
- ¡lanza!
- ¡lanzad!
- ¡no lances!
- ¡no lancéis!
- lanzado
- lanzando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for lanzar:
Synonyms for "lanzar":
Wiktionary Translations for lanzar:
lanzar
Cross Translation:
verb
-
genuttigd voedselwaar ongewild door de mond naar buiten brengen
-
het door de lucht verplaatsen van een voorwerp, al dan niet naar een doelwit
-
buiten het veld gooien
-
met een krachtige zwaai van de arm iets uit de hand naar iets of iemand heen laten gaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lanzar | → smijten | ↔ fling — to fling |
• lanzar | → werpen; gooien; smijten; lanceren | ↔ launch — throw, hurl, let fly, propel with force |
• lanzar | → gooien; werpen | ↔ pitch — baseball: to throw the ball toward home plate |
• lanzar | → gooien; werpen; weggooien | ↔ shy — to fling |
• lanzar | → slingeren; werpen; ophangen | ↔ sling — to throw |
• lanzar | → werpen; gooien; smijten | ↔ throw — to cause an object to move rapidly through the air |
• lanzar | → werpen | ↔ werfen — etwas in eine bestimmte Richtung schleudern |
• lanzar | → gooien; keilen; uitspelen; werpen; spugen; spuwen | ↔ jeter — lancer avec la main ou de quelque autre manière. |
• lanzar | → lanceren; ontketenen; uitschrijven; van stapel laten lopen | ↔ lancer — jeter en avant avec force, avec raideur, pour atteindre au loin. |