Summary
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. colocación:
  2. Wiktionary:


Spanish

Detailed Translations for colocación from Spanish to Dutch

colocación:

colocación [la ~] nomen

  1. la colocación
    het zetten; het zetwerk; de zetsels
  2. la colocación
    de plaatsing
  3. la colocación (designación; instalación; nombramiento)
    de installatie; de aanstelling; de benoeming
  4. la colocación (anexión; traspaso; absorción; )
    de inlijving; de annexatie

Translation Matrix for colocación:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanstelling colocación; designación; instalación; nombramiento
annexatie absorción; anexión; clasificación; colocación; incorporación; organización; traspaso
benoeming colocación; designación; instalación; nombramiento denominación
inlijving absorción; anexión; clasificación; colocación; incorporación; organización; traspaso
installatie colocación; designación; instalación; nombramiento configuración; instalación
plaatsing colocación posicionamiento; proveer de trabajo
zetsels colocación
zetten colocación
zetwerk colocación
VerbRelated TranslationsOther Translations
zetten aplicar; colocar; deponer; depositar; depositar sobre; derribar; destinar; encajar; engarzar; estacionar; meter; mover; poner; publicar; situar

Synonyms for "colocación":


Wiktionary Translations for colocación:

colocación
noun
  1. geld besteed aan iets waarvan men verwacht dat het later meer waarde zal hebben
  2. een opoffering in tijd, geld of mankracht ten behoeve van een doel dat pas op lange termijn wordt behaald
  3. het plaatsen van iets of iemand (op de passende of gewenste plaats)

Cross Translation:
FromToVia
colocación collocatie collocation — grouping of words that commonly occur together

External Machine Translations:

Related Translations for colocación