Summary
English to Dutch: more detail...
- reporter:
-
report:
- melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen; zeggen; vertellen; beschrijven; uiteenzetten; verhalen; mededelen; verhaal vertellen; iets melden; verklappen; klikken
- verslag; scriptie; opstel; rapport; reportage; weergave; verhaal; proces verbaal; verklaring; lijst van gegevens; staat; overzicht; lijst; opgave; staatje; opgaaf; mededeling; boodschap; bericht; vermelding; uitspraak; gewag; melding; verwittiging; tijding; bekendmaking; relaas; referaat; notitie; aantekening; mededelingen; berichtgeving; tijdschrift; periodiek; magazine; maandblad; blad; weekblad; tijdspiegel; noot; opschrijving; rapportage
-
Wiktionary:
- reporter → verslaggever, journalist
- reporter → journalist, dagbladschrijver, dagbladschrijfster, journaliste
- report → berichten, rapporteren, bekendmaken, melden, afkomen, verschijnen, aanbrengen, aangeven, opgeven, reppen
- report → rapport, verslag, mare, proces-verbaal
- report → verslag, nota, protocol, berichten, mededelen, meedelen, voortzeggen, rapport, informeren, inlichten, verwittigen, voorlichten, herplaatsen, terugplaatsen, aanbrengen, melden, overbrengen, verslaan, verslag uitbrengen, opleveren, opbrengen, bekendmaking, bericht, kennisgeving, tijding, verwittiging, mare, informatie, inlichting, terechtwijzing
English
Detailed Translations for reporter from English to Dutch
reporter:
-
the reporter (rapporteur; commentator; informant; publicist; informer)
de rapporteur; de journalist; de referent; de correspondent; de reporter; de verslaggever; de berichtgever; de commentator -
the reporter (journalist; newspaper woman)
-
the reporter (correspondent; commentator)
-
the reporter
Translation Matrix for reporter:
Related Words for "reporter":
Synonyms for "reporter":
Related Definitions for "reporter":
Wiktionary Translations for reporter:
reporter
Cross Translation:
noun
reporter
-
journalist
- reporter → verslaggever
noun
-
verslaggever, iemand die nieuwsfeiten publiceert
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reporter | → journalist; dagbladschrijver; dagbladschrijfster; journaliste | ↔ journaliste — Celui, celle qui faire, qui rédiger un journal, qui travailler, comme rédacteur, à un journal. |
report:
-
to report (inform; announce; state)
melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen-
verslag uitbrengen verb (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
-
to report (tell; say; expound; describe; depict; define; recount; cover; explain)
-
to report (narrate; tell)
-
to report (inform)
-
to report (tell tales; reveal; denounce; peach; disclose; give away; squeal; inform against)
Conjugations for report:
present
- report
- report
- reports
- report
- report
- report
simple past
- reported
- reported
- reported
- reported
- reported
- reported
present perfect
- have reported
- have reported
- has reported
- have reported
- have reported
- have reported
past continuous
- was reporting
- were reporting
- was reporting
- were reporting
- were reporting
- were reporting
future
- shall report
- will report
- will report
- shall report
- will report
- will report
continuous present
- am reporting
- are reporting
- is reporting
- are reporting
- are reporting
- are reporting
subjunctive
- be reported
- be reported
- be reported
- be reported
- be reported
- be reported
diverse
- report!
- let's report!
- reported
- reporting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the report (composition; paper; account)
-
the report (survey; record)
-
the report (charge; statement)
-
the report (list; record)
-
the report (announcement; statement; message; piece of news)
de mededeling; de boodschap; het bericht; de vermelding; de uitspraak; de opgave; gewag; de melding; de verwittiging; de tijding; de bekendmaking; het relaas -
the report (commentary; account)
-
the report (note)
-
the report (announcements)
-
the report (magazine; periodical; journal; message; monthly magazine; weekly; news; piece of news; monthly)
het tijdschrift; de periodiek; het magazine; het maandblad; het blad; het weekblad; de tijdspiegel; het bericht -
the report (tidings; message; news; intelligence; piece of news)
-
the report (note; annotation; scribble; scrawl; statement; mentioning)
-
the report (bringing out of a report)
de rapportage -
the report
-
the report
– The presentation of information about a given topic, typically in printed form. Reports prepared with computers and appropriate software can include text, graphics, and charts. Database programs can include special software for creating report forms and generating reports. Desktop publishing software and laser printers or typesetting equipment can be used to produce publication-quality output. 3 -
the report
– A database object that prints information formatted and organized according to your specifications. 3 -
the report
– Information produced from the metrics warehouse of Visual Studio Team Foundation. 3 -
the report
– A visual display of data in a dashboard that can be coordinated with other report views by using filters. 3
Translation Matrix for report:
Related Words for "report":
Synonyms for "report":
Related Definitions for "report":
Wiktionary Translations for report:
report
Cross Translation:
verb
report
-
to relate details of
- report → berichten; rapporteren
-
to notify formally
- report → bekendmaken; melden
-
military: to appear or present oneself
- report → afkomen; verschijnen
verb
-
brengen naar
- aanbrengen → install; fit; inform on; report
-
een gezocht persoon bij de authoriteiten melden
-
iets rapporteren, bekendmaken
-
een in- of uitgavepost vermelden
-
vermelden, spreken over
-
bericht
-
de akte waarmee een overheidsambtenaar verslag uitbrengt over wat hij in de uitoefening van zijn functies heeft verricht
-
een schriftelijk bericht over een gebeurtenis of toestand
-
bericht over een gebeurtenis of toestand
Cross Translation: