Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Faden:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Faden from German to Dutch

Faden:

Faden [der ~] nomen

  1. der Faden (Garn; Bindfaden)
    het garen; het rijgsnoer; de draad
  2. der Faden (Bindfaden; Garn; Zwirn; Reihfaden)
    het garen; de draad; de hechtdraad
  3. der Faden (Kordel; Schnur; Leine; Bindfaden; Garn)
    de koord
  4. der Faden (Klafter)
    de vadem; de vaam
    • vadem [de ~ (m)] nomen
    • vaam [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for Faden:

NounRelated TranslationsOther Translations
draad Bindfaden; Faden; Garn; Reihfaden; Zwirn Draht
garen Bindfaden; Faden; Garn; Reihfaden; Zwirn Garn
hechtdraad Bindfaden; Faden; Garn; Reihfaden; Zwirn
koord Bindfaden; Faden; Garn; Kordel; Leine; Schnur
rijgsnoer Bindfaden; Faden; Garn
vaam Faden; Klafter
vadem Faden; Klafter

Synonyms for "Faden":


Wiktionary Translations for Faden:

Faden
noun
  1. in elkaar gesponnen vezels
  2. de lijn in een verhaal

Cross Translation:
FromToVia
Faden vadem fathom — measure of length
Faden draad; garen thread — long, thin and flexible form of material
Faden draad fil — Petite partie longue et déliée

External Machine Translations:

Related Translations for Faden