Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Anrichten:


German

Detailed Translations for Anrichten from German to Dutch

Anrichten:

Anrichten [das ~] nomen

  1. Anrichten (Verursachen)
    aanrichten
  2. Anrichten (Vorbereiten; Herrichten)
    voorbereiden

Translation Matrix for Anrichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanrichten Anrichten; Verursachen
voorbereiden Anrichten; Herrichten; Vorbereiten
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanrichten anrichten; herbeiführen
voorbereiden Vorbereitungen treffen; bereiten; bereitstellen; vorarbeiten; vorbereiten

External Machine Translations: