Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kelderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for keldert from Dutch to Swedish

keldert form of kelderen:

kelderen verb (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

  1. kelderen (zakken)
    slänga; kasta
    • slänga verb (slänger, slängde, slängt)
    • kasta verb (kastar, kastade, kastat)
  2. kelderen (sterk in waarde dalen)
    störta; rasa; sjunka i värde
    • störta verb (störtar, störtade, störtat)
    • rasa verb (rasar, rasade, rasat)
    • sjunka i värde verb (sjunker i värde, sjönk i värde, sjunkit i värde)
  3. kelderen (tuimelen; vallen; flikkeren; kiepen; kieperen)
    tumla
    • tumla verb (tumlar, tumlade, tumlat)

Conjugations for kelderen:

o.t.t.
  1. kelder
  2. keldert
  3. keldert
  4. kelderen
  5. kelderen
  6. kelderen
o.v.t.
  1. kelderde
  2. kelderde
  3. kelderde
  4. kelderden
  5. kelderden
  6. kelderden
v.t.t.
  1. ben gekelderd
  2. bent gekelderd
  3. is gekelderd
  4. zijn gekelderd
  5. zijn gekelderd
  6. zijn gekelderd
v.v.t.
  1. was gekelderd
  2. was gekelderd
  3. was gekelderd
  4. waren gekelderd
  5. waren gekelderd
  6. waren gekelderd
o.t.t.t.
  1. zal kelderen
  2. zult kelderen
  3. zal kelderen
  4. zullen kelderen
  5. zullen kelderen
  6. zullen kelderen
o.v.t.t.
  1. zou kelderen
  2. zou kelderen
  3. zou kelderen
  4. zouden kelderen
  5. zouden kelderen
  6. zouden kelderen
en verder
  1. heb gekelderd
  2. hebt gekelderd
  3. heeft gekelderd
  4. hebben gekelderd
  5. hebben gekelderd
  6. hebben gekelderd
diversen
  1. kelder!
  2. keldert!
  3. gekelderd
  4. kelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kelderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
kasta gesmijt; gooi; handeling van gooien; worp
kraftigt sjunkande inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
störta landing; terechtkomen; tuimelen; val; vallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
kasta kelderen; zakken afsmijten; afwerpen; gooien; keilen; ontdoen; slingeren; smijten; sodemieteren; zich van iets ontdoen
rasa kelderen; sterk in waarde dalen donderen; fulmineren; inkalven; ketteren; razen; robbedoezen; steil afhellen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
sjunka i värde kelderen; sterk in waarde dalen
slänga kelderen; zakken eruit werken; keilen; ontdoen; rukken; smijten; sodemieteren; trekken; zich van iets ontdoen
störta kelderen; sterk in waarde dalen naar beneden storten; neerstorten; neervallen; op de grond vallen; steil afhellen; steil vallen; stormlopen
tumla flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen spartelen

Related Words for "kelderen":


Wiktionary Translations for kelderen:


Cross Translation:
FromToVia
kelderen kantra founder — to sink