Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. modder:
  2. modderen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for modder from Dutch to Swedish

modder:

modder [de ~ (m)] nomen

  1. de modder (bagger; slib; prut; slik; slijk)
    gyttja; slam; sörja; lera; smuts; dy

Translation Matrix for modder:

NounRelated TranslationsOther Translations
dy bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
gyttja bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
lera bagger; modder; prut; slib; slijk; slik klei; leem
slam bagger; modder; prut; slib; slijk; slik slem
smuts bagger; modder; prut; slib; slijk; slik drek; prut; smurrie; viezigheden; zwijnerij
sörja bagger; modder; prut; slib; slijk; slik mengvoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
sörja bedroefd zijn; bedroeven; bewenen; in de rouw zijn; rouwen; treuren; verdriet hebben

Related Words for "modder":


Wiktionary Translations for modder:


Cross Translation:
FromToVia
modder gyttja; lera mud — mixture of soil and water
modder sörja; gegga Matsch — (umgangssprachlich) nasse Erde; dickflüssiger, breiiger Schmutz
modder gegga; sörja Schlamm — mit Wasser vermischte Erde, Dreck, Schmutz, Morast
modder lera bouefange des rue et des chemins, formée d'un mélange plus ou moins consistant de terre, sable, matière organique et d'eau.

modder form of modderen:

modderen verb (modder, moddert, modderde, modderden, gemodderd)

  1. modderen
    hafsa; fuska; slarva; plottra; kludda
    • hafsa verb (hafsar, hafsade, hafsat)
    • fuska verb (fuskar, fuskade, fuskat)
    • slarva verb (slarvar, slarvade, slarvat)
    • plottra verb (plottrar, plottrade, plottrat)
    • kludda verb (kluddar, kluddade, kluddat)

Conjugations for modderen:

o.t.t.
  1. modder
  2. moddert
  3. moddert
  4. modderen
  5. modderen
  6. modderen
o.v.t.
  1. modderde
  2. modderde
  3. modderde
  4. modderden
  5. modderden
  6. modderden
v.t.t.
  1. heb gemodderd
  2. hebt gemodderd
  3. heeft gemodderd
  4. hebben gemodderd
  5. hebben gemodderd
  6. hebben gemodderd
v.v.t.
  1. had gemodderd
  2. had gemodderd
  3. had gemodderd
  4. hadden gemodderd
  5. hadden gemodderd
  6. hadden gemodderd
o.t.t.t.
  1. zal modderen
  2. zult modderen
  3. zal modderen
  4. zullen modderen
  5. zullen modderen
  6. zullen modderen
o.v.t.t.
  1. zou modderen
  2. zou modderen
  3. zou modderen
  4. zouden modderen
  5. zouden modderen
  6. zouden modderen
diversen
  1. modder!
  2. moddert!
  3. gemodderd
  4. modderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for modderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fuska modderen afzetten; bedotten; fröbelen; haspelen; knutselen; prutsen; tillen; tot een warboel maken; verneuken; verprutsen; verwarren
hafsa modderen
kludda modderen
plottra modderen fröbelen; keutelen; knutselen; prutsen
slarva modderen

Related Words for "modderen":




Swedish

Detailed Translations for modder from Swedish to Dutch