Summary
Dutch
Detailed Translations for uitstappen from Dutch to Swedish
uitstappen:
-
uitstappen (eruitgaan)
Conjugations for uitstappen:
o.t.t.
- stap uit
- stapt uit
- stapt uit
- stappen uit
- stappen uit
- stappen uit
o.v.t.
- stapte uit
- stapte uit
- stapte uit
- stapten uit
- stapten uit
- stapten uit
v.t.t.
- heb uitgestapt
- hebt uitgestapt
- heeft uitgestapt
- hebben uitgestapt
- hebben uitgestapt
- hebben uitgestapt
v.v.t.
- had uitgestapt
- had uitgestapt
- had uitgestapt
- hadden uitgestapt
- hadden uitgestapt
- hadden uitgestapt
o.t.t.t.
- zal uitstappen
- zult uitstappen
- zal uitstappen
- zullen uitstappen
- zullen uitstappen
- zullen uitstappen
o.v.t.t.
- zou uitstappen
- zou uitstappen
- zou uitstappen
- zouden uitstappen
- zouden uitstappen
- zouden uitstappen
en verder
- ben uitgestapt
- bent uitgestapt
- is uitgestapt
- zijn uitgestapt
- zijn uitgestapt
- zijn uitgestapt
diversen
- stap uit!
- stapt uit!
- uitgestapt
- uitstappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstappen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
kliva av | eruitgaan; uitstappen | eraf gaan; erafklimmen |
kliva ur | eruitgaan; uitstappen |
Related Definitions for "uitstappen":
Wiktionary Translations for uitstappen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstappen | → utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• uitstappen | → dala | ↔ descendre — Traductions à trier suivant le sens. |
• uitstappen | → skänka; ge; giva | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
External Machine Translations: