Dutch
Detailed Translations for afloop from Dutch to Swedish
afloop:
-
de afloop (verstrijking)
-
de afloop (resultaat; uitkomst)
-
de afloop
Translation Matrix for afloop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
följd | afloop; resultaat; uitkomst | aaneenschakeling; aaneenschakelingen; aanslag; effect; effecten; gevolgen; impact; keten; opeenvolging; opeenvolgingen; reeks; reeksen; rij; sequens; sequentie; serie; uitwerking |
resultat | afloop; resultaat; uitkomst | consequentie; effect; effecten; gevolg; issue; kwestie; ontknopingen; pandbrieven; punt; resultaat; resultante; uitkomsten; uitvloeisel; voortvloeisel; winsten |
utandning | afloop; verstrijking | uitademing |
utfall | afloop | ontknopingen; stuwdruk |
utgång | afloop; resultaat; uitkomst | afrit; uitgang; uitloop; uitrit; uitweg |
Wiktionary Translations for afloop:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afloop | → utgång | ↔ Ablauf — Beendigung einer Zeitspanne, zu Ende gehen |
• afloop | → framgång; resultat | ↔ aboutissement — Action d’aboutir. |
• afloop | → resultat | ↔ résultat — Ce qui résulter, ce qui s’ensuivre d’une délibération, d’un principe, d’une opération, d’un événement, etc. |
aflopen:
-
aflopen (ten einde lopen; eindigen)
-
aflopen (flauw hellend aflopend; vervallen; glooien)
-
aflopen (verstrijken; voorbijgaan; verlopen; vervallen; vergaan)
-
aflopen (zich begeven naar; koers zetten naar; vervoegen)
-
aflopen (teneindelopen; eindigen)
Conjugations for aflopen:
o.t.t.
- loop af
- loopt af
- loopt af
- lopen af
- lopen af
- lopen af
o.v.t.
- liep af
- liep af
- liep af
- liepen af
- liepen af
- liepen af
v.t.t.
- ben afgelopen
- bent afgelopen
- is afgelopen
- zijn afgelopen
- zijn afgelopen
- zijn afgelopen
v.v.t.
- was afgelopen
- was afgelopen
- was afgelopen
- waren afgelopen
- waren afgelopen
- waren afgelopen
o.t.t.t.
- zal aflopen
- zult aflopen
- zal aflopen
- zullen aflopen
- zullen aflopen
- zullen aflopen
o.v.t.t.
- zou aflopen
- zou aflopen
- zou aflopen
- zouden aflopen
- zouden aflopen
- zouden aflopen
diversen
- loop af!
- loopt af!
- afgelopen
- aflopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aflopen:
Synonyms for "aflopen":
Antonyms for "aflopen":
Related Definitions for "aflopen":
Wiktionary Translations for aflopen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aflopen | → löpa ut; gå ut | ↔ expire — become invalid |
• aflopen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• aflopen | → sluta; fullborda; ända | ↔ finir — achever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser. |
• aflopen | → ljuda; låta; tona | ↔ sonner — rendre un son. |