Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aftrekking:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aftrekking from Dutch to Swedish

aftrekking:

aftrekking [de ~ (v)] nomen

  1. de aftrekking (aftrek; deductie; vermindering)
    avdrag; avräkning
  2. de aftrekking (substractie; het aftrekken; van elkaar aftrekken)
    subtraktion

Translation Matrix for aftrekking:

NounRelated TranslationsOther Translations
avdrag aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afleiden; deduceren
avräkning aftrek; aftrekking; deductie; vermindering aanzuivering
subtraktion aftrekking; het aftrekken; substractie; van elkaar aftrekken

Wiktionary Translations for aftrekking:

aftrekking
noun
  1. rekenkundige bewerking waarbij een getal van een ander getal afgetrokken wordt

Cross Translation:
FromToVia
aftrekking subtraktion soustractionaction de soustraire.