Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegschenken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegschenken from Dutch to Swedish

wegschenken:

wegschenken verb (schenk weg, schenkt weg, schonk weg, schonken weg, weggeschonken)

  1. wegschenken (weggeven; vergeven)
    ge bort
    • ge bort verb (ger bort, gav bort, givit bort)
  2. wegschenken (ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen)
    gifta bort
    • gifta bort verb (giftar bort, giftade bort, giftat bort)

Conjugations for wegschenken:

o.t.t.
  1. schenk weg
  2. schenkt weg
  3. schenkt weg
  4. schenken weg
  5. schenken weg
  6. schenken weg
o.v.t.
  1. schonk weg
  2. schonk weg
  3. schonk weg
  4. schonken weg
  5. schonken weg
  6. schonken weg
v.t.t.
  1. heb weggeschonken
  2. hebt weggeschonken
  3. heeft weggeschonken
  4. hebben weggeschonken
  5. hebben weggeschonken
  6. hebben weggeschonken
v.v.t.
  1. had weggeschonken
  2. had weggeschonken
  3. had weggeschonken
  4. hadden weggeschonken
  5. hadden weggeschonken
  6. hadden weggeschonken
o.t.t.t.
  1. zal wegschenken
  2. zult wegschenken
  3. zal wegschenken
  4. zullen wegschenken
  5. zullen wegschenken
  6. zullen wegschenken
o.v.t.t.
  1. zou wegschenken
  2. zou wegschenken
  3. zou wegschenken
  4. zouden wegschenken
  5. zouden wegschenken
  6. zouden wegschenken
diversen
  1. schenk weg!
  2. schenkt weg!
  3. weggeschonken
  4. wegschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegschenken:

NounRelated TranslationsOther Translations
ge bort donatie; gift; schenking; weggeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
ge bort vergeven; weggeven; wegschenken
gifta bort ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen; wegschenken

Wiktionary Translations for wegschenken:


Cross Translation:
FromToVia
wegschenken avleverera; leverera; lämna livrer — Traductions à trier suivant le sens