Dutch
Detailed Synonyms for botsen in Dutch
botsen:
-
botsen
Conjugations for botsen:
o.t.t.
- bots
- botst
- botst
- botsen
- botsen
- botsen
o.v.t.
- botste
- botste
- botste
- botsten
- botsten
- botsten
v.t.t.
- ben gebotst
- bent gebotst
- is gebotst
- zijn gebotst
- zijn gebotst
- zijn gebotst
v.v.t.
- was gebotst
- was gebotst
- was gebotst
- waren gebotst
- waren gebotst
- waren gebotst
o.t.t.t.
- zal botsen
- zult botsen
- zal botsen
- zullen botsen
- zullen botsen
- zullen botsen
o.v.t.t.
- zou botsen
- zou botsen
- zou botsen
- zouden botsen
- zouden botsen
- zouden botsen
diversen
- bots!
- botst!
- gebotst
- botsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze