Dutch
Detailed Synonyms for aanrekenen in Dutch
aanrekenen:
-
aanrekenen
-
aanrekenen
-
aanrekenen
Conjugations for aanrekenen:
o.t.t.
- reken aan
- rekent aan
- rekent aan
- rekenen aan
- rekenen aan
- rekenen aan
o.v.t.
- rekende aan
- rekende aan
- rekende aan
- rekenden aan
- rekenden aan
- rekenden aan
v.t.t.
- heb aangerekend
- hebt aangerekend
- heeft aangerekend
- hebben aangerekend
- hebben aangerekend
- hebben aangerekend
v.v.t.
- had aangerekend
- had aangerekend
- had aangerekend
- hadden aangerekend
- hadden aangerekend
- hadden aangerekend
o.t.t.t.
- zal aanrekenen
- zult aanrekenen
- zal aanrekenen
- zullen aanrekenen
- zullen aanrekenen
- zullen aanrekenen
o.v.t.t.
- zou aanrekenen
- zou aanrekenen
- zou aanrekenen
- zouden aanrekenen
- zouden aanrekenen
- zouden aanrekenen
diversen
- reken aan!
- rekent aan!
- aangerekend
- aanrekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze