Dutch
Detailed Synonyms for overdragen in Dutch
overdragen:
-
overdragen
-
overdragen
– het aan iemand anders (door)geven 1
Conjugations for overdragen:
o.t.t.
- overdraag
- overdraagt
- overdraagt
- overdragen
- overdragen
- overdragen
o.v.t.
- overdroeg
- overdroeg
- overdroeg
- overdroegen
- overdroegen
- overdroegen
v.t.t.
- heb overdragen
- hebt overdragen
- heeft overdragen
- hebben overdragen
- hebben overdragen
- hebben overdragen
v.v.t.
- had overdragen
- had overdragen
- had overdragen
- hadden overdragen
- hadden overdragen
- hadden overdragen
o.t.t.t.
- zal overdragen
- zult overdragen
- zal overdragen
- zullen overdragen
- zullen overdragen
- zullen overdragen
o.v.t.t.
- zou overdragen
- zou overdragen
- zou overdragen
- zouden overdragen
- zouden overdragen
- zouden overdragen
diversen
- overdraag!
- overdraagt!
- overdragen
- overdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze